ECLI:NL:HR:2004:AR3040
Hoge Raad
- Cassatie
- C.J.G. Bleichrodt
- J.P. Balkema
- A.J.A. van Dorst
- Rechtspraak.nl
Geweld en verkrachting in de context van artikel 242 Sr
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 16 november 2004 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem. De verdachte was eerder door het Hof veroordeeld tot vijftien maanden gevangenisstraf, waarvan vijf maanden voorwaardelijk, voor verkrachting. De zaak betrof een incident waarbij de verdachte, in de periode van eind maart 2001 tot 22 juni 2001, het slachtoffer, een vrouw van ruim 80 jaar oud, had gedwongen tot seksuele handelingen door middel van geweld. De verdachte had zijn penis en/of vingers onverhoeds in de vagina van het slachtoffer geduwd, terwijl zij zich wilde verzetten en om hulp schreeuwde. De Hoge Raad kreeg de vraag voorgelegd of het bewezenverklaarde gedrag van de verdachte als 'geweld' in de zin van artikel 242 van het Wetboek van Strafrecht kon worden gekwalificeerd.
De Hoge Raad verwierp de klacht van de verdachte dat het bewezenverklaarde geen geweld opleverde. De Raad verwees naar de conclusie van de Advocaat-Generaal, die had benadrukt dat de omstandigheden van de zaak, waaronder de leeftijd van het slachtoffer en de wijze waarop de verdachte handelde, wezenlijk waren voor de beoordeling van het begrip geweld. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof terecht had geoordeeld dat de gedragingen van de verdachte voldeden aan de eisen van artikel 242 Sr.
Uiteindelijk werd het beroep in cassatie verworpen, wat betekende dat de eerdere veroordeling van de verdachte door het Hof in stand bleef. Dit arrest benadrukt de juridische interpretatie van geweld in seksuele delicten en de bescherming van kwetsbare slachtoffers.