ECLI:NL:HR:2004:AP0427
Hoge Raad
- Cassatie
- R. Herrmann
- J.B. Fleers
- E.J. Numann
- J.C. van Oven
- F.B. Bakels
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de aansprakelijkheid van een Duitse rechtspersoon voor ondeugdelijk geleverde materialen in een contractuele relatie
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 oktober 2004 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen de Duitse rechtspersoon Berleburger Schaumstoffwerke GmbH (hierna: BSW) en een Luxemburgse verweerster. BSW had de verweerster gedagvaard voor de rechtbank te Zutphen, waarbij zij betaling vorderde voor geleverde materialen. De verweerster had de vordering bestreden en in reconventie een schadevergoeding geëist wegens ondeugdelijkheid van de geleverde materialen. De rechtbank heeft in verschillende tussenvonnissen een comparitie van partijen gelast en uiteindelijk in eindvonnis van 15 februari 2001 BSW in het gelijk gesteld, maar de verweerster heeft hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Arnhem.
Het hof heeft in zijn eindarrest van 15 juli 2003 de vordering van BSW afgewezen en de overeenkomst ontbonden, waarbij BSW werd veroordeeld tot schadevergoeding aan de verweerster. BSW heeft cassatie ingesteld tegen de arresten van het hof. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat het hof terecht heeft geoordeeld dat BSW toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen. De Hoge Raad heeft het beroep van BSW verworpen en haar in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld.
De zaak draait om de vraag of BSW aansprakelijk is voor de schade die de verweerster heeft geleden door het gebruik van ondeugdelijk materiaal, en of het beroep van BSW op verjaring van de rechtsvordering terecht was. De Hoge Raad heeft bevestigd dat de juridische grondslag van de vordering gelijk bleef, ondanks een wijziging in de feitelijke grondslag, en dat het beroep op verjaring faalde. De uitspraak van de Hoge Raad heeft belangrijke implicaties voor de aansprakelijkheid in contractuele relaties en de beoordeling van verjaringstermijnen.