Uitspraak
Gerechtshof Den Haag
Arrest
[verdachte],
(ZAAK 1: [benadeelde partij 2)
(ZAAK 2: [benadeelde partij 3])
(ZAAK 3: [slachtoffer 1])
(ZAAK 5: [slachtoffer 2)
(GEVOEGDE ZAAK: [slachtoffer 3])
inbed kroop. Het hof stelt vast dat dit afwijkt van de verklaring van [benadeelde partij 3], die in haar aangifte slechts benoemt dat de verdachte een van de keren
naasthaar bed kwam zitten. [benadeelde partij 2] tenslotte heeft verklaard dat ze niet meer exact weet wat [benadeelde partij 3] heeft verteld.
(i) Uit de verklaringen van [slachtoffer 1] valt niet duidelijk op te maken wanneer, in welk tijdvak, de seksuele gedragingen zouden hebben plaatsgevonden. [slachtoffer 1] heeft in de aangifte verklaard dat zij niet meer weet wanneer de laatste keer was, en dat zij niet meer weet wanneer zij de plek waar de gedragingen zouden zijn voorgevallen - locatie Hoogblokland aan de Bazeldijk - heeft verlaten. In het informatief gesprek heeft [slachtoffer 1] verklaard dat de eerste keer plaatsvond in 2011. Later heeft zij bij de rechter-commissaris verklaard dat zij denkt dat de feiten in 2013 door de verdachte zijn gepleegd.
(ii) Pas nadat zij met de verklaring van een getuige is geconfronteerd, heeft [slachtoffer 1] bij de rechter-commissaris verklaard dat de verdachte met een fles wijn kwam, dat die fles wijn door hen is opgedronken en dat dit gebeurde tijdens ‘het seksuele spel’. Deze opvallende elementen bleven in haar eerdere verklaringen onvermeld.
(iii) In de door [slachtoffer 1] afgelegde verklaringen lijkt het er sterk op dat zij in een aangesloten periode bij Hoeve Jedidja, waaronder op de locatie Hoogblokland, heeft verbleven. Het dossier bevat echter aanwijzingen dat [slachtoffer 1] in die periode ook een ruime periode Hoeve Jedidja heeft verlaten en elders (in Almkerk) heeft gewoond. Het hof heeft uit haar eigen verklaringen in ieder geval geen duidelijk beeld gekregen van haar woon- en verblijfsituatie in de tenlastegelegde periodes. Het heeft er daarom de schijn van dat [slachtoffer 1] zich op dit punt niet alles goed kan herinneren.
(iv) De verbalisanten hebben in de aangifte de opmerking opgenomen dat [slachtoffer 1] tijdens het verhoor - op verschillende momenten - heeft gezegd: “God wat heb ik stom gedaan met [naam ex-man], dit komt niet goed he” en dat [slachtoffer 1] daarmee doelde op haar relatie met [naam ex-man] (opmerking hof: uit het dossier volgt dat de voornaam van de (ex-)man van [slachtoffer 1] [naam ex-man]), maar dat zij tegenover de verbalisanten niet kan uitleggen waarom zij dit telkens zegt.
Aan de deelvrijspraken en bewezenverklaring voorafgaande beschouwingen
Bespreking van de feiten
Bespreking van de individuele feiten
in de periode van 1 december 2008 tot en met 30 december 2012 [benadeelde partij 2] meermalen heeft verkracht, door haar te dwingen tot het ondergaan van diverse seksuele handelingen die onder meer bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam,
in de periode van 1 december 2008 tot en met 30 september 2012, werkzaam in de gezondheidszorg of maatschappelijke zorg, ontucht heeft gepleegd met zijn cliënt/patiënt [benadeelde partij 2] door ontuchtig diezelfde seksuele handelingen met haar te verrichten.
.
in de periode van 1 januari 2000 tot en met 31 december 2012 [slachtoffer 2] meermalen heeft verkracht, door haar te dwingen tot het ondergaan van seksuele handelingen die onder meer bestonden uit het brengen en/of houden van zijn penis in haar vagina en het brengen en/of houden van zijn vinger(s) in haar anus,
in de periode van 9 september 2004 tot en met 31 december 2012, werkzaam in de gezondheidszorg of maatschappelijke zorg, ontucht heeft gepleegd met zijn cliënt/patiënt [slachtoffer 2], onder meer door ontuchtig zijn penis in haar vagina en/of mond te brengen en te houden, zijn vinger(s) in haar anus te brengen en/of te houden en zijn penis door haar te laten betasten en/of aftrekken.
gedwongentot het ondergaan van die handelingen, dient de verdachte van de aan hem tenlastegelegde verkrachting te worden vrijgesproken.
intakegedaan; hij werd vervolgens binnen evangelische zorgcentrum De Neshoeve in Ridderkerk en later vanaf 1 januari 2014 in Hoeve Jedidja in Hoogblokland haar hulpverlener. Deze hulp bestond onder meer uit het voeren van één op één gesprekken en het samen bidden en demonen verdrijven bij [slachtoffer 3] (aangifte [aangever 1] (hierna: [aangever 1]) bij de politie, p. 6-30, proces-verbaal van politie, dossier E). In december 2011 is [slachtoffer 3] aangemeld bij De Neshoeve; op 1 mei 2012 is zij naar Hoeve Jedidja verhuisd (proces-verbaal houdende de verklaring van [slachtoffer 3] als getuige). Over de relatie met de verdachte schreef [slachtoffer 3] aan haar psychiater dat zij de verdachte dagelijks zag en sprak, dat zij hem geloofde en hem volledig vertrouwde, en zij zich aan niemand anders kon vasthouden dan aan de verdachte (e-mail van [slachtoffer 3] aan [psychiater], p. 446-450, proces-verbaal van politie, dossier F). Op 28 juli 2015 is de hulpverlening van de verdachte aan [slachtoffer 3] gestopt, na een inval van de politie op Hoeve Jedidja en de arrestatie van de verdachte (aangifte [aangever 1] bij de politie, p. 6-30, proces-verbaal van politie, dossier E).
sole and decisivebewijs dient te worden beschouwd; zonder deze getuige als bron zou in de optiek van de verdediging niet tot een bewezenverklaring kunnen worden gekomen. Het voorgaande maakt dat de raadsman op grond van de vigerende rechtspraak in hoger beroep wederom de vraag heeft opgeworpen of in onderhavige zaak wel voldoende compenserende maatregelen zijn geboden voor het niet kunnen uitoefenen van het ondervragingsrecht door de verdediging. Het door de verdediging bij regie in hoger beroep verzochte rapport dat in opdracht van het hof en met instemming van de advocaat-generaal in appel is uitgebracht door de Landelijke Expertisegroep Bijzondere Zedenzaken (hierna: LEBZ) kan volgens de verdediging in elk geval niet als een voldoende
counterbalancing factorworden beschouwd; deze deskundigen zijn in hun rapport op de stoel van de rechter gaan zitten door een oordeel te geven over vragen die buiten de onderzoeksopdracht van deze deskundigen vallen. De conclusie van de verdediging luidt op grond hiervan dat de aangifte van [aangever 1] niet tot het bewijs kan worden gebezigd zonder in strijd te komen met art. 6 lid 3 EVRM. Derhalve dient een integrale vrijspraak van feit 7 te volgen.
sole and decisivebewijs’ dient te worden beschouwd.
sole and decisivebewijs is, is van doorslaggevend belang in hoeverre die aangifte houdende de verklaring van [slachtoffer 3] nog steun vindt in andere bewijsmiddelen. Dat benodigde steunbewijs moet - zo luidt de vaste jurisprudentie van de HR op dit punt - betrekking hebben op die onderdelen van de hem belastende verklaring die de verdachte betwist. Of dat steunbewijs aanwezig is, wordt mede bepaald door het gewicht van het steunbewijs in het licht van de bewijsvoering als geheel.
weer? (onderstreping door het hof) Hard en diep? Neuk me”. En waarin de verdachte met [slachtoffer 3] chat over zijn eigen wensen en verlangens, hij stelt haar “mooi en opwindend” te vinden, hij aan [slachtoffer 3] vraagt of zij “dinsdag al zonder” (het hof begrijpt: condoom) “kunnen”, “met condoom is ook heerlijk hoor”, en verdachte aan [slachtoffer 3] vraagt: “we gaan een worden he?”, “helemaal naakt”, en voorts dat hij [slachtoffer 3] “graag wil neuken”, “langdurig”, “je kutje is vast slijmig” en “mijn vriend moet je echt zien hoor”. Aan dit gesprek neemt – zoals hij heeft erkend – ook de verdachte zelf deel, zodat de inhoud van dit bewijsmiddel niet alleen [slachtoffer 3] als bron heeft.
counterbalancing factorsin het licht van het gevoerde verweer niet meer relevant voor de beantwoording van de vraag of de aangifte van [aangever 1] voor het bewijs kan worden gebezigd, omdat de aangifte van [aangever 1] geen
sole and decisivebewijs oplevert. Voor zover de verdediging echter nog heeft bedoeld te bepleiten dat de verdedigingsrechten hier dermate zijn geschonden en dat dit zelfstandig een strijd oplevert met art. 6 lid 3 EVRM, overweegt het hof op dit punt nog het volgende.
Verweren verdachte
Ingeval de rechter die over de feiten oordeelt het tenlastegelegde bewezen acht, is het aan die rechter voorbehouden om, binnen de door de wet getrokken grenzen, van het beschikbare materiaal datgene tot bewijs te bezigen wat deze uit een oogpunt van betrouwbaarheid daartoe dienstig voorkomt en terzijde te stellen wat hij voor het bewijs van geen waarde acht. Deze beslissing inzake die selectie en waardering, die - behoudens bijzondere gevallen - geen motivering behoeft, kan in cassatie niet met vrucht worden bestreden. Hetzelfde heeft te gelden in het tegenovergestelde geval dat de rechter op grond van de aan hem voorbehouden selectie en waardering van het bewijsmateriaal tot de slotsom komt dat vrijspraak moet volgen. De nadere motivering van de vrijspraak maakt de gegeven beslissing niet onbegrijpelijk doordat het beschikbare bewijsmateriaal - al dan niet op grond van een andere uitleg van gegevens van feitelijke aard - een andere (bewijs)beslissing toelaat(vgl. HR 4 mei 2004, NJ 2004, 480)”.
(pen
)in
of omstreeksde periode van 01 december 2008 tot en met 30 september 2012 te Ridderkerk en
/ofBarendrecht en/
ofMoordrecht
en/of Maarssenen/of elders in Nederland,
althans eenmaal, (telkens)
en/of
demaatschappelijke zorg, ontucht heeft gepleegd met [benadeelde partij 2], die zich als patiënt
en/of cliënt aan verdachtes hulp
en/of zorg had toevertrouwd,
en/of hulpverlener in zijn relatie met haar
(meermalen) (telkens)ontuchtig
)en/of
(pen
)in
of omstreeksde periode van 09 september 2004 tot en met 31 december 2012 te Ridderkerk en
/ofelders in Nederland,
althans eenmaal, (telkens)
en/of
demaatschappelijke zorg, ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer 2], die zich als patiënt
en/of cliënt aan verdachte's hulp
en/of zorg had toevertrouwd,
en/of hulpverlener in zijn relatie met haar
(meermalen)(telkens)ontuchtig
en/of tussen haar billengebracht en/of gehouden;
(s)in haar anus gebracht
en/of gehouden
(pen
)in
of omstreeksde periode van 01 december 2011 tot en met 28 juli 2015 te Meerkerk, gemeente Zederik, en
/ofHoogblokland, gemeente Giessenlanden, en
/ofRidderkerk en
/ofUitgeest
en/of Barendrecht, in elk geval in Nederland,
) (telkens
)terwijl hij toen werkzaam was in de gezondheidszorg
en/of
demaatschappelijke zorg, ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer 3], die zich als patiënt
en/of cliënt aan verdachte's hulp
en/of zorg had toevertrouwd, immers heeft hij als therapeut
en/of hulpverlener in zijn relatie met haar
(telkens
)ontuchtig
en/of anusen/of mond gebracht/gehouden.
- is de verdachte op 28 juli 2015 in verzekering gesteld;
- is op 23 september 2016 door de rechtbank vonnis gewezen;
- is op 6 en 7 oktober 2016 respectievelijk door de officier van justitie en namens de verdachte hoger beroep ingesteld tegen het vonnis;
- heeft op 22 september 2017 een eerste regiebehandeling in hoger beroep plaatsgevonden.
- is de verdachte op 22 november 2016 in verzekering gesteld;
- is op 6 maart 2018 door de rechtbank vonnis gewezen;
- is op 6 maart 2018 namens de verdachte hoger beroep ingesteld tegen het vonnis;
- heeft op 27 juni 2019 een regiebehandeling plaatsgevonden.
- is het onderzoek ter terechtzitting op 23 november 2020 gesloten;
- wordt dit arrest gewezen op 4 december 2020, ruim 2 tot 4 jaren na het instellen van het hoger beroep.
BESLISSING
gevangenisstrafvoor de duur van
66 (zesenzestig) maanden.
vervangende hechteniszal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt
2 (twee) wekenvoor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een maximum van 6 (zes) maanden.
Beveelt dat de opgelegde maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2]
€ 25.000,00 (vijfentwintigduizend euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf