ECLI:NL:GHAMS:2021:3518

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
23 november 2021
Publicatiedatum
16 november 2021
Zaaknummer
200.291.818/01 NOT
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klacht tegen een notaris over termijnoverschrijding voor hoger beroep

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 23 november 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de kamer voor het notariaat. Klager had op 17 maart 2021 een beroepschrift ingediend tegen de beslissing van de kamer van 3 februari 2021. Het hof oordeelde dat de termijn voor het instellen van hoger beroep niet verschoonbaar was overschreden. Klager had de beslissing van de kamer op 22 februari 2021 per e-mail ontvangen, maar het beroepschrift was pas op 17 maart 2021 bij het hof ingekomen, terwijl de beroepstermijn op 5 maart 2021 was verstreken. Klager voerde aan dat hij de aangetekende brief met de beslissing niet had ontvangen, maar het hof oordeelde dat dit onvoldoende was om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten. Het hof benadrukte dat aan rechtsmiddeltermijnen strikt de hand moet worden gehouden en dat alleen onder bijzondere omstandigheden een uitzondering kan worden gemaakt. Aangezien klager niet in staat was om bijzondere omstandigheden aan te voeren, werd hij niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep.

Uitspraak

beslissing
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.291.818/01 NOT
nummer eerste aanleg : C/05/367797 / KL RK 20-34
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 23 november 2021
inzake
[klager] ,
wonende te [woonplaats] ,
appellant,
tegen
[notaris] ,
notaris te [plaats] ,
geïntimeerde.
Partijen worden hierna klager en de notaris genoemd.

1.De zaak in het kort

Niet verschoonbare overschrijding van de termijn voor het instellen van hoger beroep. Onduidelijk is gebleven waarom klager, nadat hij de beslissing van de kamer voor het notariaat van 3 februari 2021 op 22 februari 2021 (per e-mail) had ontvangen, niet ervoor heeft gezorgd dat het beroepschrift alsnog binnen de beroepstermijn bij het hof zou inkomen. Zelfs indien een uitzonderlijke omstandigheid gelegen in een apparaatsfout zou moeten worden aangenomen, dan is de termijnoverschrijding nog steeds niet verschoonbaar. In een zodanig geval dient de beroepstermijn verlengd te worden met een termijn van 14 dagen na de dag van verstrekking van de beslissing (vgl. ECLI:NL:HR:2003:AN8489). Deze termijn zou dan op 8 maart 2021 zijn verstreken, terwijl het beroepschrift pas op 17 maart 2021 bij het hof is ingekomen.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Klager heeft op 17 maart 2021 een beroepschrift bij het hof ingediend tegen de beslissing van de kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden (hierna: de kamer) van 3 februari 2021 (ECLI:NL:TNORARL:2021:3). Het hof heeft op 4 mei 2021 een aanvullend beroepschrift van klager ontvangen.
2.2.
De notaris heeft op 7 juni 2021 een verweerschrift bij het hof ingediend.
2.3.
Het hof heeft van de kamer de stukken van de eerste aanleg ontvangen.
2.4.
Het hof heeft op 11 oktober 2021 een e-mailbericht aan partijen gestuurd waarin opgenomen een bijlage getiteld “verzendstatusinformatie”.
2.5.
De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 14 oktober 2021. Klager en de notaris zijn verschenen en hebben het woord gevoerd.

3.De ontvankelijkheid van klager in het hoger beroep

3.1.
Ingevolge artikel 107 lid 1 van de Wet op het notarisambt dient het hoger beroep te zijn ingesteld bij het hof binnen dertig dagen na de dag van verzending van de beslissing van de kamer bij aangetekende brief .
3.2.
Aan klager is een afschrift van de beslissing van de kamer van 3 februari 2021 als bijlage bij een aangetekende brief van het secretariaat van de kamer van diezelfde datum toegestuurd. De beroepstermijn eindigde derhalve op vrijdag 5 maart 2021. Nu het beroepschrift van klager, waarin hij te kennen geeft zich niet met de uitspraak van de kamer te kunnen verenigen, op 17 maart 2021 bij het hof is ingekomen, is dit niet tijdig geschied.
3.3.
Op het uitgangspunt dat in het belang van een goede rechtspleging duidelijkheid moet bestaan over het tijdstip waarop een termijn voor het aanwenden van een rechtsmiddel aanvangt en eindigt, en dat aan rechtsmiddeltermijnen strikt de hand moet worden gehouden, kan slechts onder bijzondere omstandigheden een uitzondering worden gemaakt. Het is aan klager om bijzondere omstandigheden aan te voeren op grond waarvan de termijnoverschrijding verschoonbaar is te achten.
Klager heeft in zijn aanvullend beroepschrift naar voren gebracht dat de onder 3.2. genoemde brief niet door hem is ontvangen, omdat deze retour blijkt te zijn gestuurd. Hieraan heeft klager ter terechtzitting in hoger beroep toegevoegd, dat hij geen “ niet-thuis” briefje of e-mail van PostNL heeft ontvangen, op grond waarvan voor hem kenbaar was dat door hem een aangetekende brief kon worden opgehaald. In dit kader heeft klager gesteld dat PostNL vaker problemen ondervindt om zijn (post)adres juist te lokaliseren.
3.4.
Hetgeen door klager is aangevoerd, acht het hof onvoldoende om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten. Onduidelijk is immers gebleven waarom klager, nadat hij de beslissing van de kamer op 22 februari 2021 alsnog per e-mail van de kamer had ontvangen, niet ervoor heeft kunnen zorgdragen dat het beroepschrift alsnog binnen de beroepstermijn bij het hof zou inkomen. Zelfs indien een uitzonderlijke omstandigheid gelegen in een apparaatsfout zou moeten worden aangenomen, dan is de termijnoverschrijding naar het oordeel van het hof nog steeds niet verschoonbaar. In een zodanig geval dient de beroepstermijn verlengd te worden met een termijn van 14 dagen na de dag van verstrekking van de beslissing (vgl. ECLI:NL:HR:2003:AN8489). Deze termijn zou dan op 8 maart 2021 zijn verstreken. Nu het beroepschrift pas op 17 maart 2021 bij het hof is ingekomen, is dit niet tijdig geschied. Ook overigens is, anders dan klager meent, uit de mailcorrespondentie tussen de griffie van het hof en klager niet af te leiden dat zijn beroepschrift ook op 17 maart 2021 nog tijdig kon worden ingediend.
3.5.
Op grond van het bovenstaande moet worden geoordeeld dat klager niet-ontvankelijk is in zijn hoger beroep.

4.Beslissing

Het hof verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep tegen de beslissing van de kamer van 3 februari 2021.
Deze beslissing is gegeven door mrs. J.H. Lieber, A.R. Sturhoofd en M. Bijkerk en in het openbaar uitgesproken op 23 november 2021 door de rolraadsheer.