ECLI:NL:GHAMS:2022:937

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
29 maart 2022
Publicatiedatum
29 maart 2022
Zaaknummer
200.292.632/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake ontvankelijkheid van appellante in hoger beroep na verzuim van geïntimeerde

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 29 maart 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ontvankelijkheid van appellante. Appellante had hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van de voorzieningenrechter in de rechtbank Noord-Holland, die op 1 februari 2021 was gegeven. De beschikking was aan appellante betekend op 4 maart 2021, na afloop van de termijn voor het instellen van hoger beroep. Appellante stelde dat zij door een verzuim van geïntimeerde niet tijdig op de hoogte was gesteld van de beschikking, waardoor zij niet in staat was om tijdig hoger beroep in te stellen. Het hof oordeelde dat, hoewel appellante erkende dat het beroepschrift formeel te laat was ingediend, de omstandigheden van het geval in samenhang met de redelijkheid en billijkheid een uitzondering op de regel rechtvaardigden dat aan beroepstermijnen strikt de hand moet worden gehouden. Het hof concludeerde echter dat appellante alsnog te laat was met het indienen van het hoger beroep, en verklaarde haar niet-ontvankelijk. De beslissing is gebaseerd op de relevante wetsartikelen, waaronder artikel 987 en 989 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer: 200.292.632/01
zaaknummer rechtbank Noord-Holland: C/15/312179 / KG-RK 21/39
beschikking van de meervoudige burgerlijke kamer van 29 maart 2022
inzake
[appellante],
wonende te [woonplaats] (gemeente [gemeente] ),
appellante,
advocaat: mr. G.J.P.M. Grijmans te Bolsward,
tegen
[geïntimeerde] ,
wonende te [woonplaats] , Tsjechië,
geïntimeerde,
zonder advocaat.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna [appellante] en [geïntimeerde] genoemd.
[appellante] is bij beroepschrift met producties, ontvangen ter griffie van het hof op 2 april 2021, onder aanvoering van een grief in hoger beroep gekomen van de beschikking die de voorzieningenrechter in de rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Alkmaar, op 1 februari 2021 onder bovenvermeld zaaknummer heeft gegeven (hierna: de bestreden beschikking). Het beroepschrift strekt ertoe, zakelijk weergegeven, dat het hof de bestreden beschikking zal vernietigen en het verzoek van [geïntimeerde] tot het verkrijgen van verlof voor tenuitvoerlegging van het vonnis van de Districsrechtbank te Trutnov, Tsjechië van 13 oktober 2002 alsnog zal afwijzen, met – uitvoerbaar bij voorraad – veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van de procedure, met nakosten.
[geïntimeerde] heeft geen verweerschrift ingediend.
De mondelinge behandeling van het hoger beroep heeft plaatsgevonden op 28 januari 2022. Bij die gelegenheid heeft [appellante] bij monde van mr. Grijmans voornoemd het woord gevoerd. [geïntimeerde] is ex artikel 989 lid 3 Rv behoorlijk opgeroepen, maar niet verschenen. Er heeft zich geen advocaat voor [geïntimeerde] gesteld.
Vervolgens is de behandeling van de zaak gesloten en is uitspraak bepaald.

2.Ontvankelijkheid

2.1
In de onderhavige zaak doet zich allereerst de vraag voor of [appellante] ontvankelijk is in haar hoger beroep.
2.2
[appellante] heeft erkend dat het beroepschrift formeel te laat is ingediend, maar dit kan volgens haar geen beletsel opleveren voor een inhoudelijke behandeling. [geïntimeerde] heeft [appellante] immers niet opgeroepen (bij deurwaardersexploot) voor de exequaturprocedure in eerste aanleg en de bestreden beschikking is aan [appellante] betekend nadat de termijn voor hoger beroep was verstreken, zodat [appellante] door de handelwijze van [geïntimeerde] niet tijdig hoger beroep kon instellen. [appellante] heeft zich op het standpunt gesteld dat, gelet op de omstandigheden van het geval in samenhang met de redelijkheid en billijkheid, de termijn voor hoger beroep is aangevangen op de dag van betekening van de bestreden beschikking, zijnde 4 maart 2021. [appellante] heeft, daarvan uitgaande, tijdig hoger beroep ingesteld, want op 2 april 2021, aldus nog steeds [appellante] .
2.3
Het hof oordeelt als volgt. Kennelijk heeft [geïntimeerde] verzuimd [appellante] ex artikel 987 lid 3 Rv bij deurwaardersexploot in de procedure in eerste aanleg op te roepen. Ondanks dat artikel 987 lid 1 Rv voorschrijft dat de rechtbank het verlof tot tenuitvoerlegging niet verleent alvorens de partij tegen wie de tenuitvoerlegging wordt verlangd behoorlijk is opgeroepen teneinde te worden gehoord, heeft de voorzieningenrechter op 1 februari 2021 een beschikking gegeven. De beroepstermijn is ex artikel 989 lid 2 Rv gaan lopen op 2 februari 2021 en was op 2 maart 2021 verstreken. [appellante] heeft evenwel eerst van de bestreden beschikking kennisgenomen toen deze op 4 maart 2021 op verzoek van [geïntimeerde] aan [appellante] is betekend.
2.4
Onder verwijzing naar HR 28 november 2003, ECLI:NL:HR:2003:AN8489 (
NJ2005, 465) oordeelt het hof dat hij een uitzondering op de regel, dat aan beroepstermijnen strikt de hand moet worden gehouden, gerechtvaardigd acht. [appellante] wist ten gevolge van een door [geïntimeerde] en de rechtbank begaan verzuim niet tijdig en kon redelijkerwijs ook niet weten dat de voorzieningenrechter op 1 februari 2021 een beschikking had gegeven. Deze beschikking is [appellante] als gevolg van een niet aan haar toe te rekenen verzuim pas na afloop van de termijn voor het instellen van hoger beroep op 4 maart 2021 door middel van betekening door [geïntimeerde] verstrekt. In een zodanig geval moet de beroepstermijn met overeenkomstige toepassing van bovengenoemd arrest worden verlengd met veertien dagen na de dag van verstrekking van de beschikking, hetgeen betekent dat de beroepstermijn is verlengd tot 19 maart 2021. [appellante] heeft evenwel pas op 2 april 2021 hoger beroep ingesteld, hetgeen te laat is, zodat zij niet-ontvankelijk zal worden verklaard.
2.5
Bij deze uitkomst heeft [appellante] geen belang bij de (inhoudelijke) bespreking van haar grief.

3.Beslissing

Het hof:
verklaart [appellante] niet-ontvankelijk in het door haar ingestelde hoger beroep.
Deze beschikking is gegeven door mrs. I.A. Haanappel-van der Burg, M.L.D. Akkaya en G.C. Boot en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 29 maart 2022.