Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in hoger beroep,
Stichting Jeugdbescherming Noord en Veilig Thuis Groningen,
verweerster in hoger beroep,
wonende op een bij het hof bekend adres,
advocaat mr. E. Henkelman te Groningen,
wonende op een bij het hof bekend adres.
1.Het geding in eerste aanleg
- het verweerschrift van de GI met productie(s);
- een journaalbericht van mr. Henkelman van 10 december 2018;
- een journaalbericht van mr. Henkelman van 29 januari 2019;
- een journaalbericht van mr. Henkelman van 1 februari 2019 met productie(s);
3.Feiten
- [de minderjarige1] , geboren [in] 2007 (hierna: [de minderjarige1] );
- [de minderjarige2] , geboren [in] 2009 (hierna: [de minderjarige2] );
- [de minderjarige3] , geboren [in] 2012 (hierna: [de minderjarige3] );
over wie de moeder alleen het ouderlijk gezag uitoefent.
4.De omvang van het geschil
5.De motivering van de beslissing
31 juli 2018 - dat overigens op het voorblad abusievelijk is gedateerd 19 juli 2018 - blijkt onder meer dat aan het einde van die zitting door de rechtbank de behandeling is gesloten en is medegedeeld dat de rechters in raadkamer gaan overleggen en beslissen, zo spoedig mogelijk uitsluitsel wordt gegeven, er snel duidelijkheid moet komen en dat in ieder geval voor 18 augustus 2018 de beschikking zal zijn ontvangen.
Uit de stukken blijkt dat de rechtbank de beslissing op 31 juli 2018 telefonisch aan betrokkenen bekend heeft gemaakt. Ter zitting van het hof heeft de advocaat van de moeder desgevraagd bevestigd dat de telefonische mededeling toen inderdaad is gedaan. Naar het oordeel van het hof was hierdoor op 31 juli 2018 sprake van een openbaar gemaakte beslissing van de rechtbank en dus van een uitspraak in de zin van artikel 358 lid 2 Rv. De beroepstermijn is voor de moeder daarom op 31 juli 2018 gaan lopen en het onderhavige hoger beroep had dus uiterlijk op 31 oktober 2018 moeten zijn ingediend. Het beroepschrift van de moeder is echter eerst op 9 november 2018 ingediend en daarom is het hoger beroep te laat ingesteld.
Een dergelijke uitzondering doet zich hier niet voor. De advocaat van de moeder heeft in dit verband ter zitting van het hof verklaard in de strekking dat zij na de telefonische uitspraak van de rechtbank op vakantie is gegaan en nadien is afgegaan op de overwegingen van de rechtbank in de hiervoor bedoelde beschikking, gedateerd 10 augustus 2018. Deze overwegingen houden zakelijk weergegeven in dat de beroepstermijn geen aanvang neemt voordat de moeder en haar advocaat de beschikking hebben over de motivering van de beslissing. Een onjuiste mededeling levert echter ingevolge vaste jurisprudentie niet een verschoonbare termijnoverschrijding op. Overigens staat vast dat de advocaat van de moeder de op schrift gestelde uitspraak van 31 juli 2018ver voor 31 oktober 2018 ontvangen heeft. De advocaat van de moeder had ook na 10 augustus 2018 nog ruim de gelegenheid om binnen de lopende beroepstermijn - dus tot uiterlijk 31 oktober 2018 - hoger beroep in te stellen.