ECLI:NL:HR:2003:AF2683
Hoge Raad
- Cassatie
- R. Herrmann
- H.A.M. Aaftink
- D.H. Beukenhorst
- O. de Savornin Lohman
- P.C. Kop
- Rechtspraak.nl
Huurrecht en voortzetting van huurovereenkomst na overlijden huurder
In deze zaak gaat het om een geschil tussen [eiseres] en [verweerder] over de voortzetting van een huurovereenkomst na het overlijden van de moeder van [verweerder]. De moeder was sinds 1947 huurster van de woning aan de [a-straat 1] te [woonplaats]. Na haar overlijden op 28 maart 1998 heeft [verweerder] de huurbetalingen voortgezet, maar [eiseres], de eigenaresse van het pand, heeft hem op 23 februari 1999 laten weten dat zij over de woning wilde beschikken. [Verweerder] heeft hierop in maart 1999 geantwoord dat hij als huurder in de woning wilde blijven wonen. [Eiseres] heeft [verweerder] vervolgens gedagvaard voor de Kantonrechter, met het verzoek om ontruiming van de woning. In reconventie heeft [verweerder] gevorderd dat de huurovereenkomst voortgezet zou worden, stellende dat er stilzwijgend een huurovereenkomst tot stand was gekomen.
De Kantonrechter verklaarde zich onbevoegd en verwees de zaak naar de Rechtbank. De Rechtbank heeft beide zaken gevoegd behandeld en in eerste aanleg de vordering van [eiseres] afgewezen, maar in hoger beroep de subsidiaire vordering van [verweerder] toegewezen. [Eiseres] heeft cassatie ingesteld tegen deze beslissing. De Hoge Raad oordeelt dat de Rechtbank een onjuiste maatstaf heeft aangelegd bij de beoordeling van de redelijkheid en billijkheid van het beroep van [eiseres] op de termijnoverschrijding. De Hoge Raad vernietigt het vonnis van de Rechtbank en bekrachtigt het vonnis van de Kantonrechter, waarbij [verweerder] in zijn vordering tot voortzetting van de huurovereenkomst wordt toegewezen.