Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Zaaknummer rechtbank : 8225583 CV EXPL 19-53537
1.De zaak in het kort
2.Procesverloop in hoger beroep
- de dagvaarding van 27 november 2020 waarmee [appellant] in hoger beroep is gekomen van het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Rotterdam, zittingsplaats Rotterdam, van 28 augustus 2020;
- het arrest van dit hof van 22 december 2020, waarin een mondelinge behandeling is gelast;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 4 maart 2021;
- de memorie van grieven van [appellant], met bijlage;
- de memorie van antwoord van [verweerder].
3.Feitelijke achtergrond
4.Procedure bij de kantonrechter
5.Vordering in hoger beroep
6.Beoordeling in hoger beroep
NJ1996/181). Of van een gemeenschappelijke huishouding sprake is, moet worden beoordeeld door waardering van alle omstandigheden van het geval in hun onderling verband bezien (HR 17 januari 2014, ECLI:NL:HR:2014:93). Van belang kan daarbij onder meer zijn of men de kosten van levensonderhoud en/of huisvesting deelt, de gezamenlijke aanschaf van meubelen of gebruiksvoorwerpen, of men de vrije tijd gewoonlijk samen doorbrengt, en of de medebewoner de huurder duurzaam verzorgt (HR 22 januari 1993, ECLI:NL:HR:1993:ZC0838,
NJ1993/549). Als dit laatste het geval is, kan dit een aanwijzing zijn dat geen sprake is een gemeenschappelijke huishouding, omdat van een wederkerige samenleving dan geen sprake is.