ECLI:NL:HR:2002:AF0961
Hoge Raad
- Cassatie
- D.G. van Vliet
- P. Lourens
- C.B. Bavinck
- Rechtspraak.nl
Cassatie over ontvankelijkheid beroep tegen naheffingsaanslag omzetbelasting
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 22 augustus 2001, betreffende een naheffingsaanslag in de omzetbelasting voor het tijdvak van 1 januari 1996 tot en met 31 december 1996. De naheffingsaanslag, ter hoogte van ƒ 4176, werd opgelegd zonder verhoging. Na bezwaar tegen deze aanslag, handhaafde de Inspecteur de aanslag, waarna belanghebbende in beroep ging bij het Hof. Het Hof verklaarde het beroep niet-ontvankelijk wegens overschrijding van de beroepstermijn. Belanghebbende ging hiertegen in cassatie.
De Hoge Raad beoordeelt in deze uitspraak de ontvankelijkheid van het beroep. Het Hof had geoordeeld dat het beroepschrift van 19 april 2000 niet als een beroepschrift tegen de uitspraak op bezwaar kon worden aangemerkt. De Hoge Raad oordeelt dat het oordeel van het Hof niet onbegrijpelijk is en dat de termijn voor het instellen van beroep is aangevangen op de dag na de dagtekening van de uitspraak van de Inspecteur, namelijk op 17 maart 2000. De Hoge Raad concludeert dat het beroepschrift dat op 22 mei 2000 is ingediend, niet binnen de wettelijke termijn is ingediend.
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten en verklaart het beroep ongegrond. Dit arrest is openbaar uitgesproken op 22 november 2002, waarbij de raadsheren D.G. van Vliet, P. Lourens en C.B. Bavinck aanwezig waren, met E. Cichowski als waarnemend griffier.