Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN
1.De uitspraak waarvan verzet
2.De feiten
Kenmerk van uw zaak:
De gronden van het verzet
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om een verzet dat is ingediend door [X] tegen een uitspraak van de achttiende enkelvoudige belastingkamer van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, die op 16 april 2019 is verzonden. Deze uitspraak verklaarde het hoger beroep van belanghebbende niet-ontvankelijk vanwege het niet tijdig betalen van het griffierecht. Het verzetschrift is op 24 april 2019 ingediend en het onderzoek ter zitting vond plaats op 9 juli 2019. Tijdens deze zitting werd het verzet gelijktijdig behandeld met andere verzetzaken van de gemachtigde van belanghebbende.
De gemachtigde van belanghebbende voerde aan dat er geen correct geformuleerde griffierechtnota was ontvangen, omdat deze niet op naam van de belanghebbende was gesteld. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de verzetsgrond deels feitelijke grondslag mist, aangezien de verzonden brieven duidelijk vermeldden voor welke zaak deze waren en wie de betrokken partijen waren. Het enige dat ontbrak was het adres van het WOZ-object, maar dit is niet wettelijk vereist voor de griffierechtnota.
Het Hof concludeert dat de griffierechtnota en overige correspondentie correct zijn verzonden en dat de belanghebbende op de hoogte was van de vereisten voor het betalen van het griffierecht. De stelling van de gemachtigde dat een op naam van de belanghebbende gestelde griffierechtnota noodzakelijk is, vindt geen steun in het recht. Het verzet wordt ongegrond verklaard en er wordt geen aanleiding gezien voor vergoeding van proceskosten. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer en is op 23 juli 2019 in het openbaar uitgesproken.