ECLI:NL:HR:2002:AE8369
Hoge Raad
- Cassatie
- E. Korthals Altes
- L. Monné
- P.J. van Amersfoort
- J.W. van den Berge
- A.R. Leemreis
- Rechtspraak.nl
Cassatie over aanslag vermogensbelasting en fiscale woonplaats van buitenlandse belastingplichtige
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van belanghebbende, een buitenlandse belastingplichtige, tegen een uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De zaak betreft een aanslag in de vermogensbelasting voor het jaar 1995, waarbij belanghebbende aanvankelijk een aanslag kreeg opgelegd op basis van een binnenlands vermogen van ƒ 196.000. Later werd deze aanslag verhoogd naar ƒ 5.500.000, wat leidde tot bezwaar en beroep bij het Hof. Het Hof vernietigde de uitspraak van de Inspecteur en verlaagde de aanslag tot ƒ 4.131.377. Belanghebbende ging in cassatie tegen deze uitspraak.
De Hoge Raad oordeelt dat het Hof niet onterecht heeft geoordeeld dat belanghebbende op 1 januari 1995 zijn fiscale woonplaats in Nederland had. De Hoge Raad verklaart het beroep gegrond en vernietigt de uitspraak van het Hof, behoudens de beslissingen omtrent het griffierecht en de proceskosten. De zaak wordt verwezen naar het Gerechtshof te Amsterdam voor verdere behandeling. De Hoge Raad oordeelt dat de Staatssecretaris van Financiën moet bijdragen in de proceskosten van belanghebbende.
De uitspraak van de Hoge Raad benadrukt de noodzaak voor de Inspecteur om bij het opleggen van aanslagen zorgvuldig te werk te gaan, vooral wanneer er twijfels zijn over de woonplaats van belastingplichtigen. De zaak illustreert ook de complexiteit van belastingrecht en de rol van de Hoge Raad in het waarborgen van een correcte rechtsgang.