In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 14 maart 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over een informatiebeschikking die door de Inspecteur was vastgesteld ten aanzien van belanghebbende, een directeur-grootaandeelhouder van een vennootschap. De Inspecteur had op basis van artikel 52a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) een informatiebeschikking afgegeven omdat belanghebbende niet had voldaan aan zijn verplichtingen om informatie te verstrekken over buitenlandse bankrekeningen en inkoopkortingen. De rechtbank Gelderland had eerder het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard en hem een termijn gegeven om alsnog de gevraagde informatie te verstrekken. Belanghebbende ging in hoger beroep, waarbij hij aanvoerde dat de informatiebeschikking onterecht was en dat hij niet verplicht was om informatie te verstrekken zonder gebruiksrestrictie. Het Hof oordeelde dat de Inspecteur terecht de informatiebeschikking had vastgesteld en dat belanghebbende verplicht was om de gevraagde informatie te verstrekken. Het Hof bevestigde de uitspraak van de rechtbank en stelde een termijn van zes weken voor belanghebbende om aan de informatieverplichtingen te voldoen. De uitspraak benadrukt de ruime bevoegdheden van de Inspecteur om informatie te vragen en de verplichtingen van belastingplichtigen om hieraan te voldoen, ongeacht de vraag of het gaat om wilsonafhankelijk of wilsafhankelijk materiaal.