ECLI:NL:HR:2002:AE4291
Hoge Raad
- Cassatie
- P. Neleman
- A.E.M. van der Putt-Lauwers
- J.B. Fleers
- H.A.M. Aaftink
- A. Hammerstein
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van het vonnis van de Rechtbank inzake voortzetting dienstverband en loonbetaling tussen werknemer en Heineken
In deze zaak heeft eiser, die werkzaam was als industrieel schoonmaker bij Heineken, een rechtszaak aangespannen om te verklaren dat zijn dienstverband niet op 31 maart 1995 was beëindigd. Eiser vorderde onder andere dat Heineken hem zou toelaten tot zijn werkzaamheden en zijn salaris zou doorbetalen. De Kantonrechter te Leiden wees de vorderingen van eiser af. Eiser ging in hoger beroep bij de Rechtbank te 's-Gravenhage, die het vonnis van de Kantonrechter vernietigde en oordeelde dat het dienstverband van eiser met Heineken voortduurde. Heineken werd veroordeeld tot het toelaten van eiser tot zijn werkzaamheden en tot betaling van achterstallig loon en vakantiegeld. Heineken ging in cassatie tegen dit vonnis.
De Hoge Raad oordeelde dat de Rechtbank onjuist had geoordeeld door de loonvordering van eiser te matigen. De Hoge Raad stelde dat de rechter in beginsel terughoudend moet zijn bij het matigen van loonvorderingen, en dat de lange duur van de procedure en het feit dat eiser pas na een half jaar had gedagvaard, niet voldoende gronden voor matiging opleverden. De Hoge Raad vernietigde het vonnis van de Rechtbank en verwees de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage voor verdere behandeling. Tevens werd Heineken veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie.