ECLI:NL:HR:2012:BW9867
Hoge Raad
- Cassatie
- E.J. Numann
- J.C. van Oven
- A.H.T. Heisterkamp
- M.A. Loth
- G. Snijders
- Rechtspraak.nl
Cassatie over loonvordering en matigingsbevoegdheid van de rechter
In deze zaak gaat het om een loonvordering van [eiser] tegen zijn voormalige werkgever Sappi Nijmegen B.V. [Eiser] was van 8 september 1960 tot 1 januari 2007 in dienst van Sappi en nam vanaf 1975 deel aan een consignatieregeling. Deze regeling hield in dat hij eens in de vijf weken werd ingeroosterd en verplicht was op zaterdag- en zondagochtend een voortgangsvergadering bij te wonen. In 2004 ontving hij een vaste consignatietoeslag van € 250,03 per maand, naast een variabele overwerkvergoeding. Sappi heeft echter in 2004 de deelname van [eiser] aan de consignatieregeling stopgezet, wat leidde tot een geschil over de betaling van de consignatietoeslag en overuren.
De rechtbank heeft de vordering van [eiser] gedeeltelijk toegewezen, maar het hof heeft het beroep van Sappi op matiging van de loonvordering op grond van artikel 6:248 lid 2 BW gehonoreerd. [Eiser] heeft cassatie ingesteld tegen dit oordeel. De Hoge Raad oordeelt dat het hof niet voldoende heeft onderbouwd dat integrale toewijzing van de vordering tot onaanvaardbare gevolgen zou leiden. De Hoge Raad vernietigt het arrest van het hof en verwijst de zaak naar het gerechtshof te 's-Hertogenbosch voor verdere behandeling. Tevens veroordeelt de Hoge Raad Sappi in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van [eiser] zijn begroot op € 465,99 aan verschotten en € 2.600,-- voor salaris.