Uitspraak
1.1. Het geding in eerste aanleg
2.2. Het geding in hoger beroep
- de per V-formulier, ingekomen op 23 augustus 2022, van Onderwijsgroep met het proces-verbaal van de zitting van de kantonrechter van 25 februari 2022;
3.3. De feiten
Verder zal bij de financiële component rekening gehouden moeten worden met het feit dat uw cliënt voor schooljaar 2019/2020 onbetaald ouderschapsverlof had opgenomen en dat hij inkomsten uit ander werk heeft gehad. Die inkomsten dienen meegenomen te worden bij het bepalen van een eventuele schade van uw cliënt.”
Cliënte is met u van mening dat een mediationtraject aangewezen is en wil aan uw
Daarbij is het echter wel noodzakelijk dat uw cliënt aan een terugkeer binnen het
Het gevoel in de school is niet anders. De deur is definitief dicht”, ook als de CRvB de uitspraak van de bestuursrechter van 19 maart 2021 zou bevestigen (ten tijde van de zitting in februari 2022 had de CRvB nog geen uitspraak gedaan). In dit verband merkte mevrouw [naam3] (van Onderwijsgroep) op dat de vacature die door het eerdere strafontslag van [verzoeker] was ontstaan is vervuld.
- een begin te maken met de re-integratie;, ook op straffe van een dwangsom;
De vraag aan ondergetekende is of sprake is van ziekte of betrokkene in staat is te reintegreren binnen de onderwijsgroep Amersfoort. Op basis van zijn medische situatie kan ik aangeven dat sprake is van medische beperkingen maar dat betrokkene wel in staat is om te starten met een re-integratie.”.
4.De verzoeken aan de kantonrechter en de beoordeling daarvan
zowel primair als subsidair de arbeidsovereenkomst tussen partijen op de kortst mogelijke termijn te ontbinden, vanwege de aanwezigheid van de grond voor opzegging ex artikel 7:669 lid 3 sub g BW (verstoorde arbeidsverhouding, hiervoor en hierna ook aangeduid als de g-grond), onder toekenning van de transitievergoeding van € 18.499,49 bruto aan [verzoeker] en hem te veroordelen in de kosten van deze procedure.
5.De beoordeling in hoger beroep
contre cœurgeschiedde blijkt ook uit de mededeling zijdens Onderwijsgroep slechts enkele weken voor de uitspraak van de CRvB, bij gelegenheid van de mondeling behandeling van deze zaak in eerste aanleg op 25 februari 2022, dat wat betreft de gevorderde werkhervatting, voor de school ”
de deur defintief dicht is”, ook als de CRvB de uitspraak van de bestuursrechter van 19 maart 2021 zou bevestigen. Van een loyale uitvoering van de bestuursrechtelijke uitspraken waarbij het ontslag is vernietigd is het hof ook daarna niet gebleken. Sindsdien heeft [verzoeker] bij de Onderwijsgroep aangedrongen op rehabilitatie en werkhervatting, maar daartoe is de Onderwijsgroep sedert april van dit jaar niet overgegaan. Over de periode vanaf 1 april 2022 is aan [verzoeker] geen loon betaald. In juli 2022 heeft een hernieuwd mediationgesprek niet tot overeenstemming geleid. [verzoeker] heeft zich daarop genoodzaakt gezien om zich tot de kort geding rechter te wenden. Bij uitspraak van 27 september 2022 heeft de kantonrechter Onderwijsgroep onder meer veroordeeld [verzoeker] toe te laten tot zijn werkzaamheden binnen drie weken na betekening van het vonnis op straffe van een dwangsom, een begin te maken met de re-integratie, en tot betaling van
dat(het)
heel bijzonder(is)
dat ze(het hof begrijpt: [verzoeker] en zijn raadsvrouwe)
nog steeds denken dat we kunnen doen alsof er zomaar met een schone lei opnieuw begonnen kan worden na alles wat er gebeurd is.” Eerder had hij al gezegd: “
We kunnen absoluut niet zeggen dat er echt fout gehandeld is door de Onderwijsgroep, want we vinden dat [verzoeker] echt niet goed gehandeld heeft.” Ook spreekt hij eerder over “
niet pluis”.
- het loon dat de werknemer zou hebben verdiend als hij voor vernietiging van de opzegging zou hebben gekozen (rekening houdend met de hypothetische verdere duur van de arbeidsovereenkomst en een hypothetische matiging van de loonvordering);
- de mate van verwijtbaarheid van de werkgever;
- in hoeverre kan de reden waarom de werknemer afziet van vernietiging (en kiest voor de billijke vergoeding) aan de werkgever worden toegerekend?
- heeft de werknemer inmiddels ander werk gevonden en zo ja, wat verdient hij daarmee?
- welke inkomsten zou de werknemer in de toekomst moeten kunnen verwerven?
- heeft de werknemer aanspraak op de transitievergoeding?
- valt de werknemer zelf een verwijt te maken?
(6 maanden toegewezen);
- de werknemer heeft ondertussen inkomsten uit andere arbeid gehad;
- de werknemer, die de bedongen arbeid niet meer hoefde te verrichten, heeft zich onvoldoende ingespannen om elders aan de slag te komen;
- de slechte financiële situatie van de werkgever;
- rechtsdwaling aan de zijde van de werkgever omtrent de nietigheid van het ontslag;
- een wanverhouding tussen de periode dat de werknemer heeft gewerkt en de periode waarop de loonvordering betrekking heeft.
- dat een loonvordering onaanvaardbaar kan zijn vanaf het moment dat de werknemer zes maanden lang bij een nieuwe werkgever een vergelijkbaar salaris heeft genoten (en hij niet meer kan en wil terugkeren bij zijn oude werkgever).