Uitspraak
Nedec,
[geïntimeerde],
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De feiten
4.De verzoeken aan de kantonrechter en de beoordeling daarvan
5.De beoordeling in hoger beroep
grief I, waarmee zij opkomt tegen de door de kantonrechter vastgestelde feiten. Dat geldt eveneens voor
grief 1van [geïntimeerde] .
grieven II en IIIvan Nedec.
grief IVbetoogt Nedec dat de kantonrechter de arbeidsovereenkomst ten onrechte pas per 31 oktober 2015 heeft ontbonden, nu sprake is van ernstige verwijtbaarheid aan de kant van [geïntimeerde] . Na de vraag van het hof welke wettelijke mogelijkheden Nedec ziet voor het hof om, zoals zij (kennelijk subsidiair) verzoekt, alsnog tegen een eerdere datum te ontbinden (nog daargelaten of daartoe reden zou zijn), heeft Nedec ook dit onderdeel van haar verzoek in hoger beroep tijdens de mondelinge behandeling ingetrokken. Het hof kan bespreking van grief IV dan ook achterwege laten.
laatste grief(per abuis wederom met IV aangeduid) voert Nedec aan dat [geïntimeerde] geen recht heeft op loon omdat hij geen arbeid heeft verricht door omstandigheden die geheel in zijn risicosfeer liggen. Subsidiair bepleit zij matiging tot 1 juni 2015. [geïntimeerde] daarentegen betoogt met zijn
grief 3dat de kantonrechter ten onrechte tot matiging van zijn loonvordering is overgegaan en daartoe ook ten onrechte heeft overwogen dat [geïntimeerde] zich niet meer beschikbaar had gesteld voor werk.
grief 4komt [geïntimeerde] op tegen de matiging van de wettelijke verhoging over zijn loonvordering tot nihil. Het hof kan zich evenwel in die matiging vinden omdat de wettelijke rente in de omstandigheden van dit geval naar zijn oordeel voldoende compensatie biedt voor de te late loonbetaling.