ECLI:NL:HR:2004:AO1943
Hoge Raad
- Cassatie
- P. Neleman
- O. de Savornin Lohman
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- E.J. Numann
- F.B. Bakels
- Rechtspraak.nl
Ontslag en loonvordering tussen zusters in een arbeidsovereenkomst
In deze zaak gaat het om een arbeidsgeschil tussen twee zusters, waarbij de eiseres, werkzaam als zweminstructrice, haar ontslag aanvecht. De eiseres heeft zich op 15 mei 2000 ziek gemeld, maar werd op 22 mei 2000 door de Arbo-arts geschikt geacht voor 60% van haar werkzaamheden. Na een conflict met de verweerster, haar zus en werkgever, werd eiseres op 22 juni 2000 op staande voet ontslagen. Eiseres vorderde in eerste instantie bij de kantonrechter te Leiden de nietigheid van het ontslag en doorbetaling van haar loon. De kantonrechter oordeelde dat het ontslag nietig was en veroordeelde de verweerster tot doorbetaling van het loon. De verweerster ging in hoger beroep, maar de rechtbank bekrachtigde het vonnis van de kantonrechter met enkele aanpassingen. Eiseres ging vervolgens in cassatie, waarbij de Hoge Raad oordeelde dat de rechtbank een onjuiste rechtsopvatting had toegepast met betrekking tot de matiging van de loonvordering. De Hoge Raad vernietigde het vonnis van de rechtbank en verwees de zaak terug naar het gerechtshof voor verdere behandeling. De kosten van het geding in cassatie werden aan de verweerster opgelegd.