ECLI:NL:HR:2002:AE3569
Hoge Raad
- Cassatie
- W.J.M. Davids
- A.J.A. van Dorst
- B.C. de Savornin Lohman
- Rechtspraak.nl
Cassatie over ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel en de toepassing van de kasopstelling
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 september 2002 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beslissing van het Gerechtshof te Amsterdam. De zaak betreft een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, waarbij de betrokkene, geboren in Suriname, werd veroordeeld tot betaling van een bedrag van ƒ 28.421,- of subsidiair 140 dagen hechtenis. Het beroep in cassatie werd ingesteld door de betrokkene, vertegenwoordigd door advocaat mr. V. Kraal. De plaatsvervangend Procureur-Generaal Fokkens concludeerde tot verwerping van het beroep.
Het Hof had in zijn uitspraak gebruik gemaakt van een financieel rapport van P.J. Zwitselaar, dat diende als bewijs voor de vaststelling van het wederrechtelijk verkregen voordeel. Dit rapport bevatte een kasopstelling die de contante uitgaven en legale ontvangsten van de betrokkene in kaart bracht. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof op redelijke en billijke wijze de bewijslast had verdeeld tussen het openbaar ministerie en de betrokkene, en dat de methode van kasopstelling, mits gebaseerd op wettige bewijsmiddelen, niet in strijd was met de rechtsregels.
De Hoge Raad concludeerde dat er geen miskenning was van de eerder vastgestelde rechtsregels en dat het middel van de betrokkene niet tot cassatie kon leiden. De Hoge Raad verwierp het beroep, waarbij werd opgemerkt dat er geen grond was voor ambtshalve vernietiging van de bestreden uitspraak. Dit arrest bevestigt de mogelijkheid om een kasopstelling te gebruiken in zaken van ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, mits de betrokkene de gelegenheid krijgt om zijn standpunt te onderbouwen.