ECLI:NL:HR:2001:AD3953
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H.J. Mijnssen
- R. Herrmann
- A.E.M. van der Putt-Lauwers
- O. de Savornin Lohman
- P.C. Kop
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de rechtsgeldigheid van een verklaring van een derde-beslagene en de gevolgen van onjuiste verklaringen in het beslagrecht
In deze zaak heeft eiseres tot cassatie, aangeduid als [eiseres], Carnifour gedagvaard voor de Rechtbank te 's-Hertogenbosch. De vordering betrof een bedrag van ƒ 70.110,01, vermeerderd met rente, dat [eiseres] meende te vorderen van Carnifour. Carnifour had in reconventie een bedrag van ƒ 51.348,45 teruggevorderd, dat zij eerder aan [eiseres] had betaald. De Rechtbank wees de vorderingen van [eiseres] af en gaf Carnifour gelijk in reconventie. Eiseres ging in hoger beroep, maar het Gerechtshof bekrachtigde het vonnis van de Rechtbank. Eiseres stelde dat Carnifour onrechtmatig had gehandeld door een onjuiste verklaring af te leggen over een schuld aan een derde partij, United Meat Packers (Ballyhaunis) Ltd. Het Hof oordeelde dat Carnifour op het moment van het leggen van het beslag niets aan UMP Ballyhaunis verschuldigd was, en dat [eiseres] niet had aangetoond dat zij schade had geleden door de onjuiste verklaring van Carnifour. In cassatie werd de vraag behandeld of een derde-beslagene zich kan beroepen op de onjuistheid van een eerder afgelegde verklaring. De Hoge Raad oordeelde dat de derde-beslagene niet verplicht is om het bedrag dat hij volgens zijn verklaring aan de geëxecuteerde schuldig is, te voldoen aan de executerende deurwaarder, vooral niet als de verklaring berust op een vergissing. De Hoge Raad verwierp het beroep van [eiseres] en veroordeelde haar in de kosten van het geding in cassatie.