ECLI:NL:HR:2004:AP4504
Hoge Raad
- Cassatie
- R. Herrmann
- J.B. Fleers
- D.H. Beukenhorst
- P.C. Kop
- F.B. Bakels
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de niet-vatbaarheid van onbenutte kredietfaciliteit voor beslag
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 29 oktober 2004 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die volgde op een kort geding tussen [eiser] en [verweerster 1], met ABN-AMRO BANK N.V. als tweede verweerster. De zaak draait om de vraag of een onbenutte kredietfaciliteit bij een bank vatbaar is voor beslag. [Eiser] had conservatoire derdenbeslagen gelegd onder de bank, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat deze beslagen niet konden worden opgeheven omdat [verweerster 1] geen geldvordering op de bank had. Het hof bekrachtigde dit oordeel en verklaarde [verweerster 1] niet-ontvankelijk in haar appel tegen de bank.
De Hoge Raad oordeelde dat het wilsrecht van de cliënt, dat ligt besloten in de bevoegdheid tot afroep van de kredietfaciliteit, niet vatbaar is voor beslag. Dit betekent dat de kredietrelatie tussen de bank en de cliënt niet automatisch leidt tot een voor beslag vatbare vordering. De Hoge Raad benadrukte dat beslaglegging op toekomstige goederen, zoals een onbenutte kredietfaciliteit, niet in lijn is met de bedoeling van de wetgever en dat het beslag niet mag leiden tot een blokkering van de kredietfaciliteit zonder uitzicht op verhaal.
De Hoge Raad verwierp het beroep van [eiser] en veroordeelde hem in de kosten van het geding in cassatie. De uitspraak heeft belangrijke implicaties voor de rechtspraktijk, vooral met betrekking tot de mogelijkheden van beslaglegging op kredietfaciliteiten en de bescherming van de belangen van banken en cliënten.