Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.B.V. Scheepswerf [scheepswerf] ,
[shipyards] Shipyards [vestigingsnaam] B.V.gevestigd te [vestigingsplaats] ,
[AFDJ] R.A.,gevestigd te [vestigingsplaats] (Roemenië),
5.Het verloop van de procedure
- de memorie van grieven;
- de memorie van antwoord (met producties);
- het pleidooi d.d. 28 november 2019, waarbij partijen RWRC en [shipyards] pleitnotities hebben overgelegd.
6.De beoordeling
“een rechtsverhouding bestaat of heeft bestaan, uit hoofde waarvan de schuldenaar op het tijdstip van het beslag nog iets van ondergetekende had te vorderen, nu te vorderen heeft of nog te vorderen kan krijgen”, zijnde de scheepsbouwovereenkomst en dat het door [shipyards] aan AFDJ verschuldigde bestaat uit
“De levering van het schip zoals nader omschreven in de overeenkomst”en
“afhankelijk van de nakoming van de schuldenaar van zijn verplichtingen uit de overeenkomst en het verloop van tijd zoals weergegeven in de overeenkomst.”[shipyards] heeft in de verklaring voorts vermeld dat AFDJ van de totaalprijs van het schip van Lei 22.500.000 plus VAT inmiddels Lei 4.510.000 (20%) aan [shipyards] heeft voldaan.
“at the final destination specified in the technical specifications within 12 months”.
onweersprokenheeft gesteld dat zij op grond van de scheepsbouwovereenkomst jegens AFDJ gehouden is tot oplevering van het schip aan AFDJ per 12 april 2018 of zoveel later als AFDJ aan haar betalingsverplichtingen in dat verband jegens [shipyards] heeft voldaan. Volgens RWRC zijn de stellingen van [shipyards] op dit punt wel weersproken, nu [shipyards] in punt 28 van de dagvaarding in eerste aanleg heeft aangevoerd dat zij het schip
‘in beginsel’binnen twaalf maanden na 12 april 2017 aan AFDJ diende af te leveren en RWRC daarop tijdens de mondelinge behandeling in eerste aanleg (6 maart 2018) heeft gewezen.
onweersprokenheeft gesteld dat betaling door AFDJ aan [shipyards] op korte termijn valt te verwachten. Ondanks de contractueel vastgelegde termijnbetalingen (de eerste 20% van de koopprijs betalen na kiellegging, de tweede termijn van 30% betalen op het moment van te water lating, de volgende 30% op het moment dat er tests en proefvaarten plaatsvinden en de laatste termijn van 20% na
‘final acceptance’) had AFDJ tijdens de mondelinge behandeling in eerste aanleg (6 maart 2018) uitsluitend de eerste termijn betaald en dit is tijdens die zitting uitvoerig aan bod gekomen. Dat betaling door AFDJ aan [shipyards] op korte termijn viel te verwachten is door RWRC bij gebrek aan wetenschap betwist.
Ter zake het aan de rechtbank (Judecatoria) in Galati gedane verzoek op de voet van artikel 4 Bet-Vo 2007, namelijk tot betekening van de appeldagvaarding en vertaling en artikel 8 Bet-Vo 2007 formulier, is een afschrift van een artikel 10 Bet-Vo 2007 certificaat overgelegd. Door RWRC is geen compleet exemplaar van bedoeld certificaat opnieuw overgelegd, zoals tijdens pleidooi door het hof uitdrukkelijk verzocht. Het hof zal derhalve oordelen op grond van het oorspronkelijk overgelegde (tweezijdige) stuk. Hieruit blijkt echter niet dat
aan AFDJis uitgereikt, nu de geadresseerde van dit in het Nederlands gestelde certificaat Judecatoria Galati is en niet AFDJ op haar adres [adres 1] te [postcode] [plaats] . Het certificaat vermeldt als adres [adres 2] [plaats] (zijnde het adres van Judecatoria Galati).
https://e-justice.europa.eu), leert dat door Roemenië is aangegeven in het kader van artikel 2 lid 4 onder d) Bet-Vo 2007 (de talen die kunnen worden gebruikt voor het invullen van het formulier waarvan het model in bijlage I is opgenomen) dat naast het Roemeens ook het Frans en Engels als taal voor respectieve Bet-Vo 2007 formulieren wordt aanvaard.
‘Op verzoek en op kosten van de belanghebbende, kunnen processtukken worden betekend of ter kennis gebracht door een gerechtsdeurwaarder van het gerecht of een koerierdienst (artikel 154, leden 1, 4 en 5, van het(hof: Roemeense
) wetboek van burgerlijke rechtsvordering)’.
”
“2. Deze verordening is niet van toepassing op:
a) (…)
(zie in die zin arrest van 13 oktober 2011, Prism Investments, C 139/10, EU:C:2011:653, punt 38 en aldaar aangehaalde rechtspraak).
De H.R. aanvaardt de extra-territoriale werking van het derdenbeslag alleen, indien vaststaat dat het door het gezag ter plaatse in feite als een verweer tegen de vordering tot betaling van den geëxecuteerde zal worden erkend, en huldigt dus een cumulatie-leer, evenals o.a. Stein-Jonas, aangehaald in de concl. O.M. Bij de toepassing van vreemd recht houde de rechter zich aan rechtspraak en schrijvers van het betrokken land. Op buitenlandse wegen is hij slechts een Zondagsrijder”.
Het ligt daarbij op de weg van RWRC te stellen en zo nodig te bewijzen dat het beslag volgens het recht van het land waar [shipyards] tot betaling door AFDJ wordt of kan worden aangesproken, wordt erkend.
as discharging or limiting DSGO’s (= [shipyards] , Hof) obligations towards AFDJ under the Supply Contract”.
a competent court”. Partijen hebben aldus geen forumkeuze gemaakt zodat via Brussel I bis-Vo de bevoegde rechter zal kunnen worden aangewezen.
Levering dient te geschieden op de plaats van de ‘final destination’, zijnde [plaats] in Roemenië (art. 9 SA)
Hetzelfde geldt voorlopig voor alle nevenverplichtingen als door RWRC genoemd en samenhangend met garantie, onderhoud e.d. Zonder toelichting zijdens RWRC - die ontbreekt – vermag het hof vooralsnog niet in te zien waarom deze verplichtingen niet door AFDJ bij de Roemeense rechter zouden kunnen worden afgedwongen, zowel gezien artikel 7 lid 1 onder b eerste gedachtestreepje Brussel I-bis Vo, alsook gezien de werking van artikel 7 lid 1 onder a Brussel I-bis Vo, met vergelijkbaar effect als ten aanzien van de hoofdverplichting.
Overigens heeft RWRC in het kader van grief I tijdens het pleidooi erkend dat het schip is gebouwd op de werf in [plaats] (Roemenië) en ook in [plaats] door [shipyards] aan AFDJ is geleverd. Met betrekking tot grief II geldt dat de termijn voor levering van het schip in de artikelen 6.1 en 9.2 van de scheepsbouwovereenkomst staat vermeld. Uitgaande van tijdige betaling staat daarmee vast dat [shipyards] het schip vóór 12 april 2018 in Gelati moest afleveren. Met betrekking tot grief III (betwisting betaling door AFDJ op korte termijn) geldt dat nu tussen partijen vast staat dat AFDJ aan haar betalingsverplichtingen heeft voldaan en het schip voorts - na opheffing van het beslag - aan haar is geleverd.
Overigens heeft de voorzieningenrechter de belangen van RWRC wel degelijk opgenomen en gewogen in het vonnis waarvan beroep (onder meer in r.o. 3.4 en r.o. 4.6)