ECLI:NL:HR:2001:AA9626
Hoge Raad
- Cassatie
- E. Korthals Altes
- D.H. Beukenhorst
- L. Monné
- P.J. van Amersfoort
- C.B. Bavinck
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de aftrekbaarheid van autokosten in verband met invaliditeit bij inkomstenbelasting
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 30 december 1999, betreffende de hem voor het jaar 1992 opgelegde aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen. De Hoge Raad behandelt de vraag of de kosten van een auto, die in verband met invaliditeit zijn gemaakt, kunnen worden aangemerkt als buitengewone lasten in de zin van de Wet op de inkomstenbelasting 1964. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen de aanslag, die was opgelegd naar een belastbaar inkomen van ƒ 25.770. Het Hof had de uitspraak van de Inspecteur bevestigd, waarop belanghebbende cassatie heeft ingesteld.
De Hoge Raad oordeelt dat het Hof een onjuiste maatstaf heeft gehanteerd door niet uit te gaan van de objectieve meerkosten van het autogebruik door belanghebbende, maar de (variabele) lasten per kilometer in aanmerking te nemen van een aantal extra kilometers. Dit leidt tot de conclusie dat de uitspraak van het Hof niet in stand kan blijven. De Hoge Raad verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van het Hof en verwijst de zaak naar het Gerechtshof te Amsterdam voor verdere behandeling. Tevens wordt de Staatssecretaris van Financiën veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie en moet hij het griffierecht vergoeden aan belanghebbende.
Deze uitspraak heeft belangrijke implicaties voor de aftrekbaarheid van autokosten in verband met invaliditeit en verduidelijkt de criteria die gehanteerd moeten worden bij het bepalen van de meerkosten in vergelijking met belastingplichtigen zonder dergelijke omstandigheden.