ECLI:NL:HR:2000:AA5802
Hoge Raad
- Cassatie
- W.J.M. Davids
- F.H. Koster
- G.J.M. Corstens
- H.A.M. Aaftink
- A.J.A. van Dorst
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen veroordeling voor zware mishandeling en bedreiging met misdrijf tegen het leven gericht
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van de verdachte tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, waarin hij op 2 augustus 1999 werd vrijgesproken van een primair tenlastegelegd feit, maar wel werd veroordeeld voor zware mishandeling en bedreiging met een misdrijf tegen het leven gericht. De Hoge Raad behandelt het beroep dat zich niet richt tegen de vrijspraak, maar tegen de veroordeling tot 24 maanden gevangenisstraf. De verdachte heeft zijn verweer laten voeren door mr. D.W.H.M. Wolters, advocaat te Hoofddorp, die twee middelen van cassatie heeft voorgesteld. De Advocaat-Generaal Jörg heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De Hoge Raad heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen, waaronder de bewezenverklaring van de zware mishandeling, die betrekking heeft op een schotverwonding die de verdachte op 25 juli 1998 te Haarlem aan het slachtoffer heeft toegebracht. De Hoge Raad oordeelt dat het Hof voldoende gemotiveerd heeft vastgesteld dat het letsel als zwaar lichamelijk letsel moet worden aangemerkt, en dat de verwerping van het verweer over de betrouwbaarheid van de identificatiemethode niet onbegrijpelijk is. De Hoge Raad concludeert dat de middelen falen en dat er geen aanleiding is om de bestreden uitspraak te vernietigen.
Uiteindelijk verwerpt de Hoge Raad het beroep, waarbij het oordeel van het Hof dat het letsel van het slachtoffer als zwaar moet worden aangemerkt, niet onbegrijpelijk is en voldoende is gemotiveerd. De beslissing van de Hoge Raad is dat het beroep wordt verworpen, en de zaak wordt afgesloten zonder verdere gevolgen voor de verdachte.