Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-003488-21
Uitspraak d.d.: 7 augustus 2025
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
Arnhem -Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem , gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem , van 21 juli 2021 in de strafzaak, met parketnummer 05-071524-21, tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1971,
wonende te [adres] .
Het hoger beroep
Het openbaar ministerie en de verdachte hebben tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 24 juli 2025 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft verder kennisgenomen van wat verdachte en zijn raadsvrouw,
mr. T. Fuchs, advocate te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
De rechtbank heeft verdachte voor zware mishandeling en wederspannigheid veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden, met aftrek van het voorarrest.
Verder heeft de rechtbank de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1] toegewezen tot een bedrag van € 1.250,- en de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2] tot een bedrag van € 400,-, beide vermeerderd met de wettelijke rente en met de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen, omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en zal daarom opnieuw recht doen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 13 maart 2021 te [plaats 1] , althans in Nederland ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om [benadeelde 1] (politieambtenaar van de politie Oost-Nederland) opzettelijk van het leven te beroven
- met zijn hand/vuist, waarin verdachte een autosleutel vasthield, die [benadeelde 1] een of
meerdere keren op/tegen het gezicht, althans het hoofd, heeft geslagen/gestompt en/of
- ( daarbij) die [benadeelde 1] met die autosleutel een of meerdere keren in het gezicht, althans het hoofd, heeft gestoken/geprikt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair
hij op of omstreeks 13 maart 2021 te [plaats 1] . althans in Nederland aan een ambtenaar
gedurende of terzake de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, te weten aan [benadeelde 1] (politieambtenaar van de politie Oost-Nederland) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een of meerdere steekwonden in zijn gezicht, althans zijn hoofd, heeft toegebracht, door
- met zijn hand/vuist, waarin verdachte een autosleutel vasthield, die [benadeelde 1] een of
meerdere keren op/tegen het gezicht, althans het hoofd, te slaan/stompen en/of
- ( daarbij) die [benadeelde 1] met die autosleutel een of meerdere keren in het gezicht, althans het hoofd, te steken/prikken;
meer subsidiair
hij op of omstreeks 13 maart 2021 te [plaats 1] , althans in Nederland ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een ambtenaar gedurende of terzake de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, te weten aan [benadeelde 1] (politieambtenaar van de politie Oost-Nederland) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
- met zijn hand/vuist, waarin verdachte een autosleutel vasthield, die [benadeelde 1] een of
meerdere keren op/tegen het gezicht, althans het hoofd, heeft geslagen/gestompt en/of
- ( daarbij) die [benadeelde 1] met die autosleutel een of meerdere keren in het gezicht, althans het hoofd, heeft gestoken/geprikt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 13 maart 2021 te [plaats 1] , althans in Nederland zich met geweld en/of
bedreiging met geweld heeft verzet tegen een ambtenaar, te weten [benadeelde 2]
(politieambtenaar van de politie Oost-Nederland), werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, te weten het controleren van verdachte naar aanleiding van een ANPR hit en/of het vorderen van verdachtes identiteitsbewijs, door
- ( terwijl verdachte zich in die personenauto bevond en/of terwijl die [benadeelde 2] probeerde om
hem, verdachte, uit die personenauto te halen/trekken) te proberen zich los te rukken en/ofte
proberen zich in tegengestelde richting te bewegen, en/of
- ( nadat verdachte uit die personenauto was gehaald/gekomen en/of terwijl die [benadeelde 2]
verdachte vast hield) te proberen zich los te trekken/rukken en/of te proberen zich in
tegengestelde richting te bewegen en/of schoppende en/of slaande bewegingen te maken,
terwijl dit misdrijf en/of de daarmede gepaard gaande feitelijkheden enig lichamelijk letsel, te weten pijn in/aan de voet en/of been en/of hand en/of schouder bij die [benadeelde 2] ten gevolge heeft gehad.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die
fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs
Standpunt advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft – anders dan de officier van justitie in eerste aanleg – gerekwireerd tot vrijspraak voor het onder feit 1 primair tenlastegelegde. Verder heeft hij zich op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte het onder 1 subsidiair ten laste gelegde en het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan.
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat verdachte van de onder feit 1 primair ten laste gelegde poging tot doodslag moet worden vrijgesproken omdat uit de feiten en omstandigheden geen opzet op de dood kan worden vastgesteld, en ook niet blijkt van een bewust genomen aanmerkelijke kans, waardoor voorwaardelijk opzet niet kan worden aangenomen. Verder moet verdachte ook van de subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde zware mishandeling en poging tot zware mishandeling worden vrijgesproken omdat verdachte geen opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel en het fysieke letsel niet kan worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel. Voor de bewezenverklaring van het onder 2 ten laste gelegde heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van het hof.
Op 13 maart 2021 stonden verbalisanten [benadeelde 1] en [benadeelde 2] , in uniform gekleed en gezeten in een als zodanig herkenbaar dienstmotorvoertuig, op de carpoolplaats bij [plaats 1] langs de A12. Omstreeks 21:00 uur kregen zij een ANPR-melding over een Duits motorvoertuig, dat op dat moment op de A12 reed bij [plaats 1] . In de melding stond dat de bestuurder van het voertuig zonder rijbewijs reed, dat hij eerder onder invloed van drugs had gereden en dat de bestuurder (hierna: verdachte) verbaal agressief zou kunnen zijn. Verbalisanten zijn achter het voertuig aangereden. Nog voordat er een stopteken werd gegeven, is verdachte de vluchtstrook opgereden en heeft de auto tot stilstand gebracht. De verbalisanten hebben hun voertuig achter het voertuig van verdachte geplaatst. De verbalisanten zijn vervolgens naar de auto van verdachte gelopen, en hebben door het geopende raam aan de passagierszijde verdachte aangesproken. Ongevraagd toonde verdachte zijn ID-kaart aan [benadeelde 1] . Vervolgens begon verdachte te tieren en riep hij meerdere malen dat hij “een exorcist” was, en “een demon”.Omdat verdachte zonder rijbewijs reed, en hij onder invloed leek, wilden verbalisanten verdachte aanhouden. Terwijl [benadeelde 2] contact opnam met de meldkamer voor versterking verplaatste [benadeelde 1] zich naar de bestuurderszijde van het voertuig van verdachte. Vervolgens zag [benadeelde 1] dat verdachte met zijn rechterarm een beweging richting het stuur maakte. [benadeelde 1] vermoedde dat verdachte aanstalten maakte om de auto te starten en weg te rijden. [benadeelde 1] heeft hierop het portier van de bestuurderszijde geopend en met zijn rechterhand getracht de sleutel uit de hand van verdachte te pakken. [benadeelde 1] boog hierbij met zijn bovenlichaam in het voertuig, over de bestuurder heen. [benadeelde 1] voelde meteen dat hij klappen kreeg op de linkerzijde van zijn gezicht. Hij voelde dat verdachte met iets scherps op zijn hoofd insloeg. Hij was hierdoor compleet verrast, had pijn en voelde dat hij bloedde. Wat [benadeelde 1] ook probeerde, verdachte bleef inhakken met iets puntigs op het hoofd van [benadeelde 1] .
[benadeelde 2] zag vervolgens dat er een worsteling gaande was. Hij hoorde [benadeelde 1] roepen dat hij met iets in zijn gezicht werd gestoken. Hij zag dat [benadeelde 1] half binnen en half buiten het voertuig lag. Hij zag dat het gezicht van [benadeelde 1] onder het bloed zat.
[benadeelde 2] heeft vervolgens aan de passagierszijde de ruit van de auto ingeslagen en verdachte geslagen en geschopt. [benadeelde 1] kreeg de gelegenheid om uit het voertuig te komen. Uiteindelijk is het de verbalisanten gelukt verdachte aan de bestuurderszijde uit de auto te krijgen. Toen verbalisanten trachtten verdachte naar de vangrail te slepen, verzette verdachte zich hevig, bewoog zich naar een andere kant dan waar verbalisanten hem naartoe wilden brengen, en maakte schoppende en slaande bewegingen.[benadeelde 2] had ten gevolge van het verzet pijn aan zijn rechterwreef, -scheenbeen, -hand en -schouder.
Tijdens het boeien van verdachte zag [benadeelde 2] dat de man zijn rechtervuist gebald had en dat er uit de vuist van de man, tussen de duim en wijsvinger, een stuk metaal stak. Nadat hij verdachte had gesommeerd, om hetgeen hij vasthad, los te laten, zag [benadeelde 2] dat dit een autosleutel was en dat de sleutel helemaal verbogen was.Ook de – inmiddels te hulp geschoten – verbalisant [verbalisant 1] heeft verklaard dat hij zag dat verdachte een kromgebogen sleutel in zijn rechterhand had toen hij geboeid werd.
Op 16 maart 2021 is [benadeelde 1] door forensisch arts [forensisch arts 1] onderzocht. Blijkens het rapport van [forensisch arts 1] van 1 juni 2021 bevonden zich op het hoofd en de hals van [benadeelde 1] meerdere schaaf- en krasverwoningen en een tweetal bloeduitstortingen. Tussen de neus en de bovenlip was een huidonderbreking van circa 2 cm verbonden door een hechtpleister.
Poging doodslag
In hoger beroep is op verzoek van de advocaat-generaal door forensisch arts [forensisch arts 2] van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) onderzoek gedaan naar de volgende vragen:
Hoe groot is de kans geweest dat het bij aangever toegebrachte letsel dodelijk was, ervan uitgaande dat het incident heeft plaatsgevonden zoals aangever heeft beschreven.
Doe een waarschijnlijkheidsuitspraak over het waargenomen letsel gegeven de onderstaande hypothesen:- letsel is toegebracht door een vooraf gebogen autosleutel- letsel is toegebracht door een niet vooraf gebogen autosleutel- letsel is toegebracht op een andere manier/door een ander voorwerp.
In zijn rapport van 26 april 2023 overweegt [forensisch arts 2] het volgende:
5.4Overwegingen betreffende het ontstaan van het letsel
Volgens de verklaring van [benadeelde 1] zou hij meerdere malen geslagen zijn met
een scherp voorwerp, mogelijk de afgebeelde autosleutel, onder andere tegen zijn
hoofd en in zijn gelaat.
De waargenomen letsels bestaan uit kras- en scheurwonden en een bloeduitstorting
in de oogkas en zijn passend bij slaan en krassen met een of meerdere min of meer
puntige en/of kantige harde voorwerpen en/of uitsteeksels en stomp botsend
geweld. De afgebeelde autosleutel betreft een deels kantig, deels min of meer
puntig en hard voorwerp en kan derhalve, evenals andere (deels) kantige, (deels)
min of meer puntige en harde voorwerpen en of uitsteeksels, in aanmerking komen
als veroorzakend voorwerp. Omdat deze eigenschappen zowel gelden voor eengebogen als een voor een niet gebogen sleutel, evenals voor andersoortige (deels)
kantige, (deels) min of meer puntige en harde voorwerpen en of uitsteeksels zijn de
bevindingen even waarschijnlijk onder een hypothese van slaan met een gebogen
sleutel als slaan met een niet gebogen sleutel, als onder een hypothese van slaan
met een andersoortig voorwerp met dergelijke kenmerken.
5.5Overwegingen betreffende de gevaarzetting
Gevaarzetting van het waargenomen letsel.
Het op het fotomateriaal zichtbare letsel bestaat uit kraswonden en scheurwonden
verspreid aan het hoofd en aan de hals en een blauw oog.
Dergelijke verwondingen genezen doorgaans, al dan niet met enige littekenvorming,
binnen enkele weken.
Mogelijke risico’s van huidverwondingen bestaan uit infecties door eventuele
ziektekiemen die zich op het veroorzakende voorwerp of op de huid van het
slachtoffer bevinden, welke door weefselschade en -versterf in tweede instantie tot
levensbedreigende complicaties kunnen leiden. Dit wordt enerzijds bepaald door de
ernst van het letsel, anderzijds door de algehele gezondheid, conditie en individuele
lichaamskenmerken van een persoon die wordt verwond, en de tijdsduur voordat
medische behandeling kan worden ingezet.
Dergelijke risico’s kunnen doorgaans door adequate medische behandeling en
hygiënemaatregelen worden afgewend.
Gevaarzetting van de beschreven toedracht
Volgens de verklaring van [benadeelde 1] zou hij meerdere malen geslagen zijn met
een scherp voorwerp, mogelijk de (al dan niet gebogen) autosleutel, tegen zijn
hoofd en zijn gelaat. Op het fotomateriaal waren er huidbeschadigingen zichtbaar
verspreid aan het gelaat, het hoofd en de hals. Behalve bovenvermelde risico’s op
infectie en complicaties van infectie bij de hierbij ontstane huidbeschadigingen,
bestaat er bij dergelijke geweldhandelingen risico op letsel van de plaatselijk
aanwezige onderhuidse structuren en organen.
Hierbij dient opgemerkt te worden dat bij verweer en pogingen zich te onttrekken
aan de belaging, door onvoorziene bewegingen de controle over (eventueel
bedoelde) locaties en perforatiediepte verloren kan gaan en ook lichaamsdelen
buiten de hieronder genoemde gebieden beschadigd zouden kunnen worden.
Mogelijke risico’s van huidbeschadigingen in het gelaat betreffen beschadigingen van
de (relatief dicht onder de huid gelegen) zenuwen en bloedvaten, die bij
beschadiging kunnen leiden tot stoornissen in de motoriek en/of de tastzin van het
gelaat en bloedingen. Overige in het gelaat aanwezige organen en structuren zijn
onder andere het oog en de oorspeekselklier.
Beschadiging van het oog of de oogspieren door puntig en/of kantig geweld kan
leiden tot gedeeltelijk of totaal verlies van het gezichtsvermogen of gestoorde
oogbewegingen van het desbetreffende oog. Beschadiging van de oorspeekselklier
kan leiden tot afvloedbelemmering met dientengevolge cyste- of fistelvorming.
Perforatie van de grote bloedvaten in de hals kan, indien niet tijdig adequaat
medisch wordt ingegrepen, snel tot ernstig en eventueel levensbedreigend
bloedverlies leiden. De ernst van de bloeding of het tijdsbestek waarbinnen de dood
zou intreden is afhankelijk van meerdere factoren, waaronder de uitgebreidheid van
de beschadiging, de conditie van het slachtoffer, en de snelheid waarin adequaat
medische hulp wordt geboden, en daardoor niet aan te geven.
Behalve levensbedreigende bloeding kan bij perforatie van de grote aders in de hals
aanzuiging van lucht via de perforatie optreden, met dientengevolge luchtophoping
in de rechterharthelft (‘luchtembolie’). Een luchtembolie is een acuut
levensbedreigende situatie waarbij ernstige cq. fatale hartpompfunctiestoornissen
kunnen optreden.
6. Beantwoording vraagstelling
1. Hoe groot is de kans geweest dat het bij aangever toegebrachte letsel dodelijk
was, ervan uitgaande dat het incident heeft plaatsgevonden zoals aangever heeft
beschreven.
De kans op dodelijk letsel door slaan tegen het gelaat, het hoofd en de hals van een
slachtoffer met een puntig en/of kantig hard voorwerp (zoals een sleutel) is niet in
getal of kanspercentage weer te geven. Deze is afhankelijk van meerdere, deels
onbekende factoren, waaronder de medische voorgeschiedenis van het slachtoffer,
de locatie en de kracht van de geweldinwerkingen, het tijdig beschikbaar zijn van
adequate medische hulpverlening, et cetera.
Wetenschappelijk onderzoek naar de kans op overlijden door geweld tegen het
hoofd is onder andere om ethische redenen niet uitvoerbaar. Ook retrospectief
onderzoek kan niet betrouwbaar worden uitgevoerd, omdat niet alle slachtoffers van
ernstig geweld tegen het hoofd medische hulp zoeken en/of aangifte doen van
mishandeling, zodat precieze data ontbreken over de incidentie van geweld tegen
het hoofd, de letsels dientengevolge en de resulterende complicaties.
(…)
2. Doe een waarschijnlijkheidsuitspraak over het waargenomen letsel gegeven de
onderstaande hypothesen:
Letsel is toegebracht door een voorafgebogen autosleutel
Letsel is toegebracht door een niet voorafgebogen sleutel
Letsel is toegebracht op een andere manier/door een ander voorwerp.
Omdat zowel een gebogen als een niet gebogen sleutel harde voorwerpen betreffen
met (deels) kantige en (deels) min of meer puntige kenmerken, evenals
andersoortige voorwerpen en of uitsteeksels met dergelijke kenmerken, is het
aantreffen van de bevindingen even waarschijnlijk onder alledrie de hypothesen.
(…)
Het hof is, met de advocaat-generaal en de raadsvrouw, van oordeel dat – gezien de conclusies van [forensisch arts 2] , die het hof tot de zijne maakt – van oordeel dat de onder 1 primair ten laste gelegde poging doodslag niet kan worden bewezen, nu er immers geen uitspraak gedaan kan worden over de kans op mogelijk dodelijk letsel als gevolg van het steken met een autosleutel.
Het hof zal verdachte daarom vrijspreken van hetgeen ten laste is gelegd onder feit 1 primair.
(Poging) zware mishandeling
Vervolgens ziet het hof zich voor de vraag gesteld of de gedragingen van verdachte, gelet op de vastgestelde feiten en omstandigheden, kunnen worden gekwalificeerd als een zware mishandeling of een poging daartoe.
Zwaar lichamelijk letsel
Het hof is, anders dan de rechtbank en de advocaat-generaal, ten aanzien van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde van oordeel dat het fysieke letsel van aangever niet kan worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel, zodat verdachte van het subsidiair ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken. Het hof overweegt hiertoe als volgt.
[benadeelde 1] heeft oppervlakkige verwondingen aan de hoofdhuid en hals opgelopen en een twee centimeter lang litteken boven de bovenlip. Het hof dient de vraag te beantwoorden of het litteken boven de bovenlip van [benadeelde 1] kan worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel. Als algemene gezichtspunten voor de beantwoording van de vraag of van zwaar lichamelijk letsel sprake is, kunnen in elk geval worden aangemerkt de aard van het letsel, de eventuele noodzaak en aard van medisch ingrijpen en het uitzicht op (volledig) herstel (vgl. onder meer HR 16 mei 2000, ECLI:NL:HR:2000:AA5802,NJ2000/510). Blijkens HR 3 juli 2019, (ECLI:NL:HR:2018:1051,NJ2020/200) kan een litteken boven de bovenlip onder omstandigheden – afhankelijk van de hiervoor genoemde gezichtspunten – worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel. Daarbij kunnen van belang zijn het uiterlijk en de ernst van het litteken en daarmee samenhangend de mate waarin dat litteken het lichaam ontsiert, en eventueel of in verband met dat litteken – langdurige – pijnklachten (hebben) bestaan. Gelet op de beperkte omvang en zichtbaarheid van het litteken, het ontbreken van verdere pijnklachten of restverschijnselen en het feit dat medisch ingrijpen – anders dan een hechtpleister – niet noodzakelijk is geweest, is het hof van oordeel dat het litteken boven de bovenlip van [benadeelde 1] niet kan worden gekwalificeerd als zwaar lichamelijk letsel. Poging zware mishandeling
Het hof ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of, op grond van voornoemde feiten en omstandigheden, bewezen kan worden verklaard dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot zware mishandeling. Het hof beantwoordt die vraag bevestigend en overweegt daartoe als volgt.
In voornoemd rapport van 26 april 2023 heeft [forensisch arts 2] gewezen op de mogelijke risico’s van huidbeschadigingen in het gelaat, te weten beschadigingen van
de (relatief dicht onder de huid gelegen) zenuwen en bloedvaten, die bij
beschadiging kunnen leiden tot stoornissen in de motoriek en/of de tastzin van het
gelaat en bloedingen. Ook zijn er blijkens het rapport risico’s voor de in het gelaat aanwezige organen en structuren, te weten onder andere het oog en de oorspeekselklier.
Voorts heeft [forensisch arts 2] gewezen op risico’s voor de in de hals gelegen aders.
Het is bovendien een feit van algemene bekendheid dat het hoofd, het gezicht en de hals kwetsbare lichaamsdelen zijn.
Verdachte wilde zich onttrekken aan de situatie waarin [benadeelde 1] probeerde te voorkomen dat verdachte zijn weg met de auto zou vervolgen. Hij heeft daartoe meermaals met aan autosleutel op het hoofd en de hals van [benadeelde 1] geslagen, die daardoor pijn en letsel heeft opgelopen. Ook toen [benadeelde 1] probeerde verdachte te stoppen, en hij zichtbaar bloedde uit zijn verwondingen op zijn hoofd, bleef verdachte doorgaan. Onder deze omstandigheden is het hof van oordeel dat verdachte met zijn handelen bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij [benadeelde 1] zwaar lichamelijk letsel zou kunnen toebrengen.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 meer subsidiaire en het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
meer subsidiair
hij op
of omstreeks13 maart 2021 te [plaats 1] ,
althans in Nederlandter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een ambtenaar gedurende
of terzakede rechtmatige uitoefening van zijn bediening, te weten aan [benadeelde 1] (politieambtenaar van de politie Oost-Nederland) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
- met zijn hand/vuist, waarin verdachte een autosleutel vasthield, die [benadeelde 1]
een of
meerdere keren op/tegen het gezicht, althans het hoofd, heeft geslagen/gestompt en
/of
-
(daarbij
)die [benadeelde 1] met die autosleutel
een ofmeerdere keren in het gezicht, althans het hoofd, heeft gestoken/geprikt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
2.
hij op
of omstreeks13 maart 2021 te [plaats 1] ,
althans in Nederlandzich met geweld
en/of
bedreiging met geweldheeft verzet tegen een ambtenaar, te weten [benadeelde 2]
(politieambtenaar van de politie Oost-Nederland), werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, te weten het controleren van verdachte naar aanleiding van een ANPR hit
en/of het vorderen van verdachtes identiteitsbewijs, door
- (terwijl verdachte zich in die personenauto bevond en/of terwijl die [benadeelde 2] probeerde om
hem, verdachte, uit die personenauto te halen/trekken) te proberen zich los te rukken en/of te
proberen zich in tegengestelde richting te bewegen, en/of
-
(nadat verdachte uit die personenauto was gehaald
/gekomenen
/ofterwijl die [benadeelde 2]
verdachte vast hield
) te proberen zich los te trekken/rukken en/ofte proberen zich in
tegengestelde richting te bewegen en
/ofschoppende en
/ofslaande bewegingen te maken,
terwijl dit misdrijf en
/ofde daarmede gepaard gaande feitelijkheden enig lichamelijk letsel, te weten pijn
in/aan de voet en
/ofbeen en
/ofhand en
/ofschouder bij die [benadeelde 2] ten gevolge heeft gehad.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1, meer subsidiair:
poging tot zware mishandeling.
feit 2:
wederspannigheid, terwijl het misdrijf of de daarmede gepaard gaande feitelijkheden enig lichamelijk letsel ten gevolge hebben.
Strafbaarheid van de verdachte: ontslag van alle rechtsvervolging
Standpunt advocaat-generaal en verdediging
Zowel de advocaat-generaal als de raadsvrouw hebben zich op het standpunt gesteld dat verdachte ten aanzien van het bewezenverklaarde als ontoerekeningsvatbaar moet worden beschouwd, en ontslagen dient te worden van alle rechtsvervolging.
Het hof is met de advocaat-generaal en de raadsvrouw van oordeel dat verdachte voor zowel het onder 1 als het onder 2 bewezenverklaarde niet strafbaar is en dus moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Het hof overweegt daarover als volgt.
Op 17 maart 2021 heeft [psychiater 1] , psychiater bij het NIFP Noord-Oost-Nederland, verdachte in het kader van een spoedvoorgeleiding op het politiebureau in [plaats 2] onderzocht. Hij constateerde onder meer het volgende:
TenlasteleggingBetrokkene wordt verdacht van poging doodslag op een politieambtenaar Betrokkene wordt ervan verdacht bij aanhouding (ivm melding dat bestuurder van omschreven auto zonder rijbewijs en onder invloed van drugs zou rijden), een van de agenten met zijn autosleutel vrij ernstig in zijn gezicht te hebben verwondt. Hij wordt verdacht van poging doodslag/ zware mishandeling.
Korte samenvatting voorgeschiedenisVzv bekend heeft betrokkene zowel in Nederland als Duitsland een blanco strafblad.
Anamnese
Er is bij betrokkene van een psychotisch toestandsbeeld met grootheidswanen. Betrokkene geeft aan dat hij een politieagent is uit de toekomst die de opdracht heeft gekregen (600 of 666 opdrachten) om vele mensen te redden. Hij is een grote exorcist en heeft daarmee diverse machten. De politieagenten die hij aangevallen zou hebben, heeft hij niet aangevallen, maar juist gered. Zij waren opdracht 19, 20 en 21. Betrokkene heeft lang in een sluimerslaap (zoals Sneeuwwitje) geleefd, totdat hij wakker werd en zijn opdrachten kreeg.
(…)
Er zijn aanwijzingen voor een psychotisch toestandsbeeld, waarbij middelengebruik mogelijk een rol speelt. Daarnaast zijn er schildklierproblemen die mogelijk een rol hebben gespeeld. Er kunnen vooralsnog geen uitspraken gedaan worden over zijn persoonlijkheid en verdere functioneren gezien het huidige floride psychotische toestandsbeeld.
Naar aanleidingen van de bevindingen van [psychiater 1] , heeft NIFP-psychiater [psychiater 2] op 28 juni 2021 gerapporteerd. Hij heeft verdachte voor de eerste maal bezocht op 26 april 2021 in het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) van Justitieel Complex [locatie 1] , waar verdachte op dat moment verbleef. Er werd door [psychiater 2] tijdens zijn bezoeken aan verdachte geen hallucinatoir gedrag (meer) waargenomen. Hoewel er sterke aanwijzingen waren voor psychotische symptomen ten tijde van het tenlastegelegde, was het voor [psychiater 2] niet duidelijk hoe deze waren ontstaan. Het was voor [psychiater 2] daarom niet mogelijk om te komen tot een gedegen analyse van het delict, en hij heeft zich daarom onthouden van een advies omtrent de toerekenbaarheid en mogelijke behandeling of begeleiding.
In de aanloop naar de inhoudelijke behandeling in hoger beroep is op verzoek van de raadsvrouw [assistent-psychiater] , assistent-psychiater, op 27 oktober 2022 door de raadsheer-commissaris gehoord. [assistent-psychiater] was in maart 2021 werkzaam in het PPC van Justitieel Complex [locatie 1] , waar verdachte op 17 maart 2021 naar toe is gebracht. Psychiater [psychiater 3] was zijn supervisor, met wie [assistent-psychiater] al zijn bevindingen heeft besproken.
Uit de verklaring van [assistent-psychiater] volgt dat verdachte ten tijde van opname in het PPC leed aan een floride (zichtbaar en duidelijk) psychotisch toestandsbeeld. Deze psychose was dermate heftig dat aan verdachte tot drie keer toe een krachtig antipsychoticum (zuclopentixol acetaat, acutard, een kortwerkend depot) is toegediend om verdachte stabiel te krijgen; de bijwerkingen van dit middel zijn potentieel levensbedreigend, en verdachte heeft ook aanzienlijke fysieke bijwerkingen ondervonden. Aansluitend is een eenmalig langwerkend antipsychoticum (zuclopentixol decanoaat) toegediend. Een tweetal weken na de opname waren de psychotische symptomen al bijna weg. Om een lichamelijke oorzaak van de psychose uit te sluiten heeft [assistent-psychiater] ook lichamelijk onderzoek verricht. Uit bloedonderzoek is gebleken dat de psychose was ontstaan door een ernstig B12-tekort voortkomend uit “atrofische gastritis”, een auto-immuun activiteit tegen het maagslijmvlies, waardoor verdachte geen vitamine B12 kon opnemen uit zijn voedsel. Daarbij heeft [assistent-psychiater] geconstateerd dat het tekort aan vitamine B12 bepalend en overheersend was bij de totstandkoming van de psychose; het gebruik van cannabis zal de psychose wel kracht bij gezet hebben. De psychotische symptomen zijn na toediening van B12-preparaten – en nadat in verband met de bijwerkingen was gestopt met de antipsychotica – ook niet meer teruggekomen. Tot die tijd wist verdachte niet dat hij leed aan een B12 tekort.
Omdat het toestandsbeeld stabiel bleef is verdachte op 19 augustus 2021 over geplaatst van het PPC naar de extra zorg voorziening (EZV) van Justitieel Complex [locatie 1] .
Blijkens een emailbericht van de raadsvrouw van 23 augustus 2023 hebben de advocaat-generaal en de raadsvrouw met elkaar afgesproken dat de verklaring van [assistent-psychiater] zoals afgelegd ten overstaan van de raadsheer-commissaris op 27 oktober 2022, als uitgangspunt genomen kan worden bij de beoordeling van de toerekenbaarheid.
Gelet op het voorgaande, is het hof van oordeel dat verdachte ten tijde van de bewezenverklaarde handelingen in een psychotische toestand verkeerde door een ernstig B12 tekort en dat zijn gedragingen daarom niet aan hem kunnen worden toegerekend.
Verdachte dient daarom te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Geen straf of maatregel
Het zijn voor de verbalisanten [benadeelde 1] en [benadeelde 2] zeer beangstigende momenten geweest op de betreffende avond in maart 2021 op de vluchtstrook van de A12. Zij hadden te kampen met een zeer verwarde en agressieve man die koste wat kost belet moest worden zijn weg in de auto weer te vervolgen.
Omdat de verdachte – zoals hiervoor uitgebreid overwogen – niet strafbaar wordt bevonden aan de bewezenverklaarde feiten, kan het hof niet overgaan tot het opleggen van een straf. Immers, voor strafoplegging is het noodzakelijk dat de verdachte (tenminste) enig verwijt kan worden gemaakt.
Het hof zal evenmin overgaan tot het opleggen van een (strafrechtelijke) maatregel, zoals bijvoorbeeld de maatregel van terbeschikkingstelling of een zorgmachtiging.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft verdachte verklaard dat hij zelf vrijwel geen herinnering meer heeft aan het gebeurde. Hij slikt sindsdien dagelijks B12, en is in verband daarmee tot op de dag van vandaag onder controle bij een (Duitse) arts. Vóór het incident was hij werkzaam in de jeugdzorg, welk werk hij sinds 1 november 2021 (nadat zijn voorlopige hechtenis door het hof met ingang van 3 september 2021 was geschorst) weer heeft opgepakt. Met het gebruik van cannabis is hij gestopt.
Alles afwegend is er sprake geweest van een forse psychische ontregeling als gevolg van een fysiek defect, dat sindsdien door toediening van B12 effectief wordt gecompenseerd. Er is onder deze omstandigheden geen aanleiding om een maatregel op te leggen.
Vorderingen van de benadeelde partijen
De benadeelde partij [benadeelde 1] heeft zich ten aanzien van feit 1 in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 1.250,- aan smartengeld. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
De benadeelde partij [benadeelde 2] heeft zich ten aanzien van feit 2 in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 650,- aan smartengeld. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen voor een bedrag van € 400,-. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Standpunt advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van de benadeelde partijen integraal dienen te worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich ten aanzien van de vordering van benadeelde partij
[benadeelde 1] primair op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden afgewezen in verband met de bepleite vrijspraak. Verder heeft de raadsvrouw ten aanzien van de vordering van benadeelde partij [benadeelde 2] bepleit dat het niet aannemelijk is dat de immateriële schade het gevolg is van de wederspannigheid, maar eerder van het onder 1 tenlastegelegde feit. Subsidiair heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat – ook indien het hof oordeelt dat verdachte ontslagen wordt van alle rechtsvervolging – beide vorderingen gematigd dienen te worden toegewezen.
Het hof zal – rekening houdend met de aard en ernst van de feiten, de gevolgen daarvan voor de benadeelde partijen en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen aan smartengeld toekennen – een bedrag van € 1250,- aan de benadeelde partij [benadeelde 1] toewijzen. Aan de benadeelde partij [benadeelde 2] zal het hof, om de hiervoor genoemde redenen, een bedrag van € 400,- toewijzen. De toe te wijzen bedragen zullen worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 maart 2021 tot aan de dag der algehele voldoening.
Voor het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel – zoals gevorderd door de advocaat-generaal – laat artikel 36f van het Wetboek van Strafvordering – nu geen straf of maatregel is opgelegd – geen ruimte.