Uitspraak
Bij arrest van 28 oktober 1992 heeft het Hof het bestreden vonnis bekrachtigd.
[verweerders] bezitten de Turkse nationaliteit en behoren tot de groep van de Armeense christenen. Op 8 juni 1991 zijn zij Nederland binnengekomen. Op 12 juni 1991 hebben zij toelating als vluchteling dan wel een verblijfsvergunning wegens klemmende redenen van humanitaire aard verzocht.
De President heeft de Staat niet ontvankelijk verklaard in deze vordering, ervan uitgaande dat de sommatie bij de brief van 14 mei 1992 moet worden aangemerkt als een beschikking in de zin van art. 2 van de Wet AROB. Het Hof heeft dit vonnis bekrachtigd. Daartegen richt het middel een aantal klachten.
18 februari 1994.