4.1. Het gaat in dit hoger beroep om het volgende.
a. [geintimeerde sub 1. c.s.] maakt deel uit van een groep van 16 personen die onder de naam “Afrisinia” (en kennelijk eerst onder de naam “Ethiopia”) circusoptredens (acrobatiek) verzorgt. De leden van de groep zijn op 25 mei 2007 Nederland in gereisd en hebben in juli 2007 aanvragen ingediend voor het verlenen van een verblijfsvergunning bepaalde tijd asiel als bedoeld in artikel 28 Vreemdelingenwet 2000 (hierna: Vw 2000). Circus “Afrisinia” heeft in december 2009 voor het laatst getraind en opgetreden.
b. Ten tijde van het kort geding in eerste aanleg was aan [geintimeerde sub 1. c.s.] geen verblijfstitel verleend. Ten tijde van de pleitzitting in hoger beroep was dit eveneens niet het geval. De geïntimeerden sub 2, 3 en 8 hebben hoger beroep ingesteld of zullen hoger beroep instellen tegen de afwijzende uitspraken van de Vreemdelingenkamer. Ten aanzien van geïntimeerde sub 1 is hoger beroep ingesteld door de Staatssecretaris van Justitie tegen de toewijzende uitspraak van de Vreemdelingenkamer. Door geïntimeerden sub 6, 7, 9 en 10 is of wordt een klacht ingediend bij het Europese Hof ten aanzien van de in hun zaken gedane uitspraken door de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Geïntimeerde sub 4 heeft beroep ingesteld bij de Vreemdelingenkamer en met betrekking tot geïntimeerde sub 5 is de uitspraak op zijn beroep bij de Vreemdelingenkamer nog niet bekend.
c. [geintimeerde sub 1. c.s.] is eind november 2008, begin december 2008 overgeplaatst vanuit het [AZC vestigingsnaam A.] naar het [AZC vestigingsnaam B.], een terugkeerlocatie. De aanvankelijk geplande overplaatsing van [geintimeerde sub 1. c.s.] naar [AZC vestigingsnaam C.] ging niet door teneinde - op voorspraak van de Burgemeester van de gemeente [gemeentenaam 1.] – de circusgroep geografisch gezien bij elkaar te houden; andere leden van de groep, waaronder vier minderjarigen, woonden (en wonen) in [woonplaats 3.] of [woonplaats 4.].
d. Op uiterlijk 1 augustus 2009 dienden alle bewoners het [AZC vestigingsnaam B.] verlaten te hebben in verband met de sluiting van dit centrum. [geintimeerde sub 1. c.s.] wilden niet vrijwillig overgeplaatst worden naar [AZC vestigingsnaam D.] in de provincie Groningen.
e. Op 15 juli 2009 is door [geintimeerde sub 1. c.s.] mondeling en schriftelijk aan COA verzocht om een administratieve plaatsing in [AZC vestigingsnaam A.] (een oriëntatie- en inburgeringslocatie), zodat de groep bij elkaar kon blijven in verband met gezamenlijke trainingen, repetities en optredens van het circus (prod. 6 COA 1e aanleg).
f. Op 20 juli 2009 is aan [geintimeerde sub 1. c.s.] een zogeheten loopbrief uitgereikt, waarin is gemeld dat zij op 22 juli 2009 naar [AZC vestigingsnaam D.] dienden te vertrekken. Op 22 juli 2009 is [geintimeerde sub 1. c.s.] per brief door COA nader voorgelicht over de overplaatsing. Nadien is de advocaat van [geintimeerde sub 1. c.s.] in de gelegenheid gesteld om de zienswijze van [geintimeerde sub 1. c.s.] ten aanzien van de weigering van COA tot administratieve plaatsing en de overplaatsing naar voren te brengen, hetgeen hij ook heeft gedaan (prod. 11, 14 t/m 19 COA 1e aanleg).
g. Bij beschikkingen van 5 augustus 2009 (hierna ook: overplaatsingsbesluiten) heeft COA beslist tot overplaatsing van [geintimeerde sub 1. c.s.] naar [AZC vestigingsnaam D.] en heeft COA afwijzend beslist op het verzoek tot administratieve plaatsing. [geintimeerde sub 1. c.s.] is bij brieven van dezelfde datum gesommeerd tot ontruiming van [AZC vestigingsnaam B.] uiterlijk op 7 augustus 2009 (prod. 20 en 21 COA 1e aanleg).
h. Geïntimeerde sub 9 was ten tijde van de behandeling in eerste aanleg al uit [AZC vestigingsnaam B.] vertrokken omdat hij per 7 augustus 2009 geen recht meer had op voorzieningen in het kader van de Regeling verstrekkingen asielzoekers (Rva) (prod. 2 mva). Geïntimeerden sub 6, 7, 9 en 10 hadden per 1 september 2009 geen recht meer op voorzieningen ingevolge de Rva, doch dat was ten tijde van de behandeling in eerste aanleg nog niet bekend. Alle geïntimeerden zijn ná de zitting in eerste aanleg en vóór het wijzen van het vonnis waarvan beroep uit [AZC vestigingsnaam B.] vertrokken.
i. [geintimeerde sub 1. c.s.] heeft – met uitzondering van geïntimeerde sub 5, die thans in [AZC vestigingsnaam E.] woont - verklaard thans te wonen op het adres van de op 2 april 2008 opgerichte Stichting Afrisinia aan de [woonadres] te [woonplaats 5.], maar staat daar niet ingeschreven.
j. Door [geintimeerde sub 1. c.s.] is beroep ingesteld bij de Vreemdelingenkamer, nevenzittingsplaats ’s-Hertogenbosch tegen de sub g. genoemde overplaatsingsbesluiten. Deze bodemprocedures lopen nog, er is nog geen zicht op een mondelinge behandeling en er is nog geen verweerschrift door COA ingediend. De beroepen hebben geen schorsende werking. De in deze zaken verzochte voorlopige voorzieningen zijn volgens mededeling van de advocaat van [geintimeerde sub 1. c.s.] op 29 en 30 december 2009 geweigerd bij gebreke van spoedeisend belang.