Conclusie
Op 12 december 1986 hebben zij hun intrek in het zomerhuis genomen.
Een aantal bewoners heeft aan het verzoek van de gemeente voldaan.
Tegen dit laatste besluit heeft [eisers] beroep ingesteld bij de Afdeling rechtspraak van de Raad van State. Dit beroep heeft hij vervolgens ingetrokken [2] .
Daarbij heeft de gemeente op straffe van verbeurte van een dwangsom in hoofdzaak gevorderd dat de gedaagden het permanent gebruik van het zomerhuis zouden beëindigen. Volgens de gemeente heeft [eisers] onrechtmatig gehandeld door het zomerhuis permanent te bewonen, aangezien dit in strijd is met het bestemmingsplan.
Het hof heeft bij arrest van 13 mei 1993 het vonnis van de president bekrachtigd met aanpassing van de gegeven voorziening en maximering van het totaal van de te verbeuren dwangsommen.
De gemeente heeft incidenteel beroep in cassatie ingesteld. Dit steunt op een middel van cassatie dat uit twee onderdelen bestaat.
Volgens het hof is de privaatrechtelijke weg minder ingrijpend dan de publiekrechtelijke weg. Toepassing van politiedwang brengt naar verwachting van het hof een verzegeling van de woning mee en zal al spoedig neerkomen op de onmogelijkheid om de woning te gebruiken ook op een wijze waarop de woning wel in overeenstemming met het bestemmingsplan moet worden geacht.
Wat de rechter in dit opzicht moet onderzoeken hangt af van hetgeen partijen over en weer hebben gesteld. In de onderhavige procedure hebben partijen in het kader van de vraag of de gemeente de gevolgde privaatrechtelijke weg mocht begaan, alleen gedebatteerd over de vergelijkbaarheid van het resultaat van beide wegen [16] Op de strekking van de toepasselijke publiekrechtelijke regeling en de eventuele procedurele waarborgen voor de wederpartij en derden hoefde het hof daarom niet in te gaan. Daar komt bij dat in kort geding geen plaats is voor uitvoerige beschouwingen daarover; er behoeft slechts een voorlopig rechtsoordeel gegeven te worden.
In de eerste plaats zou het hof een onjuist rechtsoordeel hebben gegeven door te oordelen dat het privaatrechtelijk bevel versterkt met een dwangsom een minder ingrijpend en passender instrument is dan bestuursdwang.
Daaruit volgt dat het onderdeel feitelijke grondslag mist.
Ten overvloede merk ik op dat de gemeente had gevorderd [eisers] te bevelen het permanente gebruik van de woning (kennelijk: met onmiddellijke ingang) te staken, terwijl [eisers] zich had verweerd met de conclusie dat de gemeente die eis zou moeten worden ontzegd. Door het gevorderde toe te wijzen, maar met een latere ingangsdatum, is het hof ook niet buiten de oorspronkelijke rechtstrijd getreden [20] .