Uitspraak
1.De Ontvanger van de Belastingdienst/midden- en kleinbedrijf(voorheen de Ontvanger van de Belastingdienst/Randmeren)
hierna:
de Ontvanger,
de Staat c.s.
[geïntimeerde],
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
het bestreden vonnis te vernietigen voor wat betreft de afwijzing van de vordering van de Staat en de veroordeling van de Staat in de proceskosten, en opnieuw rechtdoende [geïntimeerde] te veroordelen tot betaling van de kosten voor (extra) werkzaamheden in de heffing ten bedrage van € 391.681,- te vermeerderen met wettelijke rente, vergoeding van kosten voor (extra) werkzaamheden in de invordering, nader op te maken bij staat, althans vergoeding van kosten voor (extra) werkzaamheden in de heffing en invordering, nader op te maken bij staat, met veroordeling van [geïntimeerde] in de proceskosten in beide instanties.
2.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
3.De beoordeling van de vordering en de grief
"Dat de Belastingdienst in beginsel uitgaat van de juistheid van de aangiften bij wijze van faciliteit jegens de belastingplichtigen is een groot goed, daar zij door haar werkwijze van directe uitbetaling van verzochte gelden bewerkstelligt dat belastingplichtigen snel over financiële middelen kunnen beschikken met alle financiële voordelen van dien."
- dat geen sprake is van reguliere controles waarbij volstaan had kunnen worden met een steekproefsgewijze controle;
- dat het gaat om kosten die moesten worden gemaakt als gevolg van systeemfraude;
- dat [geïntimeerde] als adviseur op grote schaal opzettelijk onjuiste aangiften heeft ingediend met de bedoeling om de Belastingdienst ten onrechte te hoge teruggaven aan zijn cliënten te laten betalen ener ook zelf financieel beter van te worden;
- dat het vertrouwen van de Belastingdienst in de belastingplichtigen is geschonden, nu deze in beginsel mag uitgaan van de juistheid van aangiften om hoge controlekosten te vermijden