Uitspraak
8 juli 1991.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om de verkoop van grond door de Gemeente Lelystad aan Kunst- en antiekstudio Lelystad B.V. (K & A) onder voorwaarden die de gebruiksmogelijkheden van de grond beperken. De Gemeente vorderde dat K & A de vestiging van een Leenbakker-winkel in het bedrijven- en handelscentrum op het bedrijventerrein 'Tjalk' zou beëindigen, omdat K & A zonder toestemming van de Gemeente had verhuurd. De Rechtbank te Zwolle had de vordering van de Gemeente in conventie toegewezen, maar K & A had hoger beroep ingesteld. Het Gerechtshof te Arnhem bekrachtigde het vonnis in conventie en vernietigde het in reconventie. K & A stelde cassatie in tegen het arrest van het Hof.
De Hoge Raad oordeelde dat de Gemeente onder bepaalde voorwaarden gebruiksbeperkingen kan opleggen bij de verkoop van grond. De Hoge Raad onderzocht of de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) gemeenten toestaat om dergelijke voorwaarden op te nemen in overeenkomsten. De Hoge Raad concludeerde dat de WRO niet in de weg staat aan het opnemen van voorwaarden omtrent grondgebruik, ook niet als deze voorwaarden het gebruik van de grond beperken. Dit is in lijn met de bestaande praktijk en de belangen van grondgebruikers worden voldoende beschermd door de algemene beginselen van behoorlijk bestuur.
De Hoge Raad verwierp het beroep van K & A en veroordeelde haar in de kosten van het geding in cassatie. De uitspraak werd gedaan op 8 juli 1991 door de vice-president Martens en de raadsheren Hermans, Haak, Boekman, Heemskerk, en werd openbaar uitgesproken door raadsheer De Groot.