Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN
inspecteurvan de
Belastingdienst/Kantoor Eindhoven(hierna: de Inspecteur)
1.Ontstaan en loop van het geding
2.De vaststaande feiten
“In bovenstaande zaak mocht ik van U een verzoek ontvangen om verlenging van de termijn alsmede een verzoek om mij uit te laten over uw voorlopige reactie op mijn namens cliënt in deze ingediende bezwaar. Bij deze bericht ik U geen medewerking te willen verlenen aan verlenging van de termijn. Immers ik ben van voornemen direct na ontvangst van uw uitspraak op het bezwaar in beroep te gaan.”
“Geachte heer [A] ,Op 26 november 2014 ontving de Belastingdienst uw brief waarin u(…)Belastingplichtige/premieplichtige(…)Samenvatting van uw bezwaar(…)Beoordeling van uw bezwaar(…)Beslissing op uw bezwaarIk wijs het bezwaar van belanghebbende (zijn adviseur) af.Het komt mij voor dat u in dit geval beter een verzoek om uitstel van betaling voor het premiedeel van de (definitieve) aanslag IB/PH 2012 bij de ontvanger (…) kunt indienen (waarin u om uitstel verzoekt zolang geen uitspraak is gedaan op uw beroepschrift om het verzoek om regularisatie) dan dat u beroep aantekent tegen mijn uitspraak.”
“Bedankt voor uw reactie. Voor uw info. Ik heb geen verzoek gedaan om regularisatie. Dat heeft de vorige accountant gedaan.”
3.Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
4.Beoordeling van het geschil
“Artikel 1 DefinitiesVoor de toepassing van deze overeenkomsta. wordt onder het begrip ‘Rijnvarende’ een werknemer of zelfstandige verstaan, alsmede elke persoon die krachtens de van toepassing zijnde wetgeving met hen wordt gelijkgesteld, die behorend tot het varend personeel zijn beroepsarbeid verricht aan boord van een schip dat met winstoogmerk in de Rijnvaart wordt gebruikt en dat is voorzien van het certificaat bedoeld in artikel 22 van de Herziene Rijnvaartakte, ondertekend te Mannheim op 17 oktober 1868, met inachtneming van de wijzigingen welke daarin zijn aangebracht of nog zullen worden aangebracht, alsmede van de daarop betrekking hebbende uitvoeringsvoorschriften;(…)c. wordt onder de uitdrukking ‘de onderneming waartoe het schip behoort’ de onderneming of vennootschap verstaan die het betrokken schip exploiteert, ongeacht of deze eigenaar van het schip is of niet. Wanneer het schip door meerdere ondernemingen of vennootschappen wordt geëxploiteerd, dan geldt voor de toepassing van deze overeenkomst als exploitant van het schip de onderneming of vennootschap die het schip daadwerkelijk exploiteert en die beslissingsbevoegd is in het bijzonder voor het economische en commerciële management van het schip. Voor de vaststelling van de onderneming zijn de op de Rijnvaartverklaring vermelde gegevens maatgevend.