ECLI:NL:RBOBR:2022:5106

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
15 november 2022
Publicatiedatum
21 november 2022
Zaaknummer
C/01/384806 / KG ZA 22-431
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing inzagevordering op basis van artikel 843a Rv en afwijzing vordering tot opheffing bewijsbeslag in kort geding

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 15 november 2022 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiseres] en [gedaagde sub 1] c.s. De eiseres vorderde inzage in bescheiden die onder gedaagden in beslag waren genomen op basis van een eerder verleend verlof tot bewijsbeslag. De rechtbank oordeelde dat de vordering tot inzage op grond van artikel 843a Rv toewijsbaar was, omdat eiseres een rechtmatig belang had bij de gevraagde inzage. De rechtbank stelde vast dat de gevraagde bescheiden voldoende bepaald waren en dat er geen gewichtige redenen waren om de inzage te weigeren. De vordering in reconventie van gedaagden tot opheffing van het bewijsbeslag werd afgewezen, omdat de rechtbank oordeelde dat het belang van eiseres bij handhaving van het beslag zwaarder woog dan het belang van gedaagden bij opheffing. De rechtbank heeft de gedaagden veroordeeld tot het verstrekken van afschrift en inzage van de in beslag genomen bescheiden, onder begeleiding van deskundigen, en heeft een dwangsom opgelegd voor het geval zij hieraan geen gevolg zouden geven. De kosten van de procedure werden toegewezen aan de gedaagden, terwijl de kosten in reconventie werden gecompenseerd.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Civiel Recht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
zaaknummer / rolnummer: C/01/384806 / KG ZA 22-431
Vonnis in kort geding van 15 november 2022
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats] ,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaten mr. P.L. Tjiam en mr. E.R. van der Velde te Amsterdam,
tegen

1.[gedaagde sub 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MAMOMO ALLROUND SOLUTION B.V.,
gevestigd te Veghel,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MAMOMO SOLUTIONS B.V.,
gevestigd te Veghel,
4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MAMOMO ALLROUND SOLUTION HOLDING B.V.,
gevestigd te Veghel,
gedaagden in conventie,
eiseressen in reconventie,
advocaat mr. G.M.M. van Tilborg te Sittard.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde sub 1] en Mamomo, dan wel [gedaagde sub 1] c.s. genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 24 oktober 2022 met 11 producties
  • de akte van de zijde van [gedaagde sub 1] met 32 producties, tevens eis in reconventie, ontvangen ter griffie op 31 oktober 2022
  • de akte met productie 12 van de zijde van [eiseres] , ontvangen ter griffie op 31 oktober 2022
  • de akte met productie 13 van de zijde van [eiseres] , ontvangen ter griffie op 31 oktober 2022
  • de mondelinge behandeling die plaats heeft gevonden op 1 november 2022
  • de pleitnota van [eiseres]
  • de pleitnota van [gedaagde sub 1]
1.2.
De voorzieningenrechter heeft bepaald dat binnen een termijn van twee weken vonnis zal worden gewezen, met de kanttekening dat deze termijn met nog enkele dagen kan worden verlengd.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde sub 1] is enig aandeelhouder en bestuurder van gedaagden sub 2 t/m 4 in deze procedure, de ondernemingen Mamomo Allround Solution B.V, Mamomo Solutions B.V. en Mamomo Allround Solution Holding B.V. (hierna tezamen: Mamomo)
[gedaagde sub 1] is de vriendin van de heer [A] (hierna: [A] ), die de ex-partner van [eiseres] is.
In de tijd dat [eiseres] en [A] een relatie hadden en ook enige tijd na de relatiebreuk, was [eiseres] werkzaam binnen de ondernemingen van [A] .
In november 2018 is er een conflict ontstaan tussen [eiseres] en [A] . Sinds die tijd wordt [eiseres] door [A] en [gedaagde sub 1] beschuldigd van onder meer fraude, diefstal, het vernietigen van bewijs, en andere strafbare feiten. Deze beschuldigingen hebben geleid tot vele procedures tussen [eiseres] en onder anderen [A] , zijn bedrijven, en [gedaagde sub 1] en Mamomo. De in het kader van deze kort gedingprocedure relevante procedures worden hierna vermeld.
2.2.
Bij dagvaarding van 15 december 2021 heeft [eiseres] een bodemprocedure en een incident/voorlopige voorziening ex artikel 223 Rv ingesteld bij de rechtbank Overijssel (zaaknummer C/08/276541 HA ZA 22-31) tegen onder anderen [gedaagde sub 1] en Mamomo, waarin [eiseres] – kort samengevat en voor zover in dit kort geding van belang – ten aanzien van [gedaagde sub 1] en Mamomo vordert:
  • in de voorlopige voorziening om [gedaagde sub 1] voor de duur van de bodemprocedure te verbieden om beschuldigingen over [eiseres] te uiten zoals nader omschreven in de dagvaarding van 15 december 2021;
  • in de hoofdzaak om [gedaagde sub 1] en Mamomo te verbieden (op straffe van een dwangsom) beschuldigingen te doen over [eiseres] die haar eer en goede naam beschadigen; te verbieden (op straffe van een dwangsom) om onderzoek te (laten) doen naar het handelen van [eiseres] , en om [gedaagde sub 1] te veroordelen tot het betalen van schadevergoeding nader op te maken bij staat, wegens onrechtmatig handelen jegens [eiseres] .
2.3.
Op 17 december 2021 heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Oost-Brabant naar aanleiding van een daartoe ingediend verzoek namens [eiseres] verlof verleend tot het leggen van conservatoir bewijsbeslag ten laste van [gedaagde sub 1] en Mamomo.
De beslaglegging heeft plaats gevonden op 22 december 2021 in/bij het woonhuis van [gedaagde sub 1] , waar ook Mamomo gevestigd is.
2.4.
Op 7 februari 2022 heeft [eiseres] in verband met het gelegde bewijsbeslag de eis in de hoofdzaak ingesteld in de vorm van een bodemprocedure bij de rechtbank Oost-Brabant (C/01/379314) waarin zij inzage vordert in de in beslag genomen e-mails en overige gegevensdragers. De mondelinge behandeling in de hoofdzaak is bepaald op 10 februari 2023.
2.5.
Op 28 juni 2022 heeft de rechtbank Overijssel vonnis gewezen in een kort gedingprocedure (zaak-/rolnummer C/01/282401 / KG ZA 22-130) van [eiseres] tegen – onder anderen [gedaagde sub 1] en [A] .
De voorzieningenrechter heeft in conventie – onder meer en voor zover in het kader van dit kort geding van belang –: een verbod opgelegd aan [gedaagde sub 1] en [A] om derden de opdracht te geven om artikelen over [eiseres] te (laten) publiceren waarin de goede naam en reputatie van [eiseres] wordt aangetast; het FIOD-pv (of delen ervan) op enigerlei wijze te verspreiden of openbaar te (laten maken); aan [gedaagde sub 1] een verbod opgelegd om het rapport van Lumen Lawyers of delen ervan die citaten van e-mails en tekstberichten van [eiseres] bevatten te (laten) verspreiden of openbaar te (laten) maken; [gedaagde sub 1] veroordeeld om het rapport van Lumen Lawyers en alle eerdere (concept)versies van dat rapport permanent te verwijderen van al haar gegevensdragers en alle hardcopy versies die zij heeft te vernietigen, dit alles op straffe van een dwangsom.
In reconventie is aan [eiseres] een verbod opgelegd om uitingen te doen inhoudende dat [gedaagde sub 1] [eiseres] beschuldigt van een moordaanslag op [gedaagde sub 1] , alsmede uitingen te doen waarmee [gedaagde sub 1] wordt omschreven als charlatan, cybercharlatan, notoire leugenaar, fantast, bedriegster of worden van gelijke aard of strekking, op straffe van een dwangsom.
2.6.
Van dit vonnis zijn beide partijen in hoger beroep gegaan, en er is een spoed-appel aanhangig, alles bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De zaak in hoger beroep (zaaknummer 200.317.080/01) staat voor het nemen van memorie van grieven op de rol van 8 november 2022 en in het spoedappel (zaaknummer 200.313.702/01) is op 23 februari 2023 een mondelinge behandeling bepaald.
2.7.
Bij vonnis van 3 augustus 2022 heeft de rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in de als incident in de onder 2.2. genoemde bodemprocedure ingestelde voorlopige voorziening. Aan [gedaagde sub 1] is een verbod opgelegd om [eiseres] gedurende de procedure te beschuldigen van de in de dagvaarding omschreven misstanden op straffe van een dwangsom.
De mondelinge behandeling in de bodemprocedure zou plaats vinden op 31 oktober 2022 maar heeft geen doorgang gevonden omdat de advocaat van één van de gedaagden zich aan de zaak heeft onttrokken, zodat de mondelinge behandeling zal plaats vinden op een nog te bepalen datum.

3.Het geschil in conventie

3.1.
[eiseres] vordert samengevat – om
I. [gedaagde sub 1] c.s. te veroordelen om na betekening van dit vonnis aan [eiseres] afschrift en inzage te verstrekken van de krachtens de beschikking van 17 december 2021 onder [gedaagde sub 1] c.s. in beslag genomen bescheiden, voor zover die voldoen aan de in randnummers 6.2-6.8 van de dagvaarding neergelegde criteria, waarbij de verstrekking dient te geschieden onder begeleiding en toezicht van de reeds betrokken deurwaarders van Equilibristen gerechtsdeurwaarders te Dordrecht en ICT-deskundigen M.J. van Rossen en/of W.M. den Hertog (beiden werkzaam bij Probatius te Waddinxveen) en/of R. van Enschot en/of M. van Vught (beiden werkzaam bij Schippers IT te Oosterhout), dan wel een andere door de deurwaarder aangewezen deskundige die zich tot geheimhouding heeft verplicht, en waarbij aan hen wordt toegestaan dat zij:
Primair:
a. a) inzage nemen in alle bescheiden waarop het bewijsbeslag rust;
b) bepalen welke bescheiden de zoektermen “ [zoekterm 1] ”, “ [zoekterm 2] ”, “ [zoekterm 3] ”, “ [zoekterm 4] ”, “ [zoekterm 5] ”, “ [zoekterm 6] ”, “BVE” of “VE” bevatten;
c) deze bescheiden vervolgens onmiddellijk verstrekken aan [eiseres] , met uitzondering van de Out-of-scope informatie zoals in randnummers 6.9-6.15 bepaald, en
Subisdiair:
a. a) inzage nemen in alle bescheiden waarop het bewijsbeslag rust;
b) bepalen welke bescheiden de zoektermen “ [zoekterm 1] ”, “ [zoekterm 2] ”, “ [zoekterm 3] ”, “ [zoekterm 4] ”, “ [zoekterm 5] ”, “ [zoekterm 6] ”, “BVE” of “VE” bevatten, in combinatie met een of meer van de in productie 09B genoemde zoektermen en
c) deze bescheiden vervolgens onmiddellijk verstrekken aan [eiseres] , met uitzondering van de Out of scope informatie zoals bepaald in randnummers 6.9-6.15 van de dagvaarding;
II. [gedaagde sub 1] c.s. te veroordelen om na betekening van dit vonnis aan [eiseres] afschrift en inzage te verstrekken van de onder [gedaagde sub 1] c.s. in beslag genomen audiobestanden, voor zover deze audiobestanden niet reeds onder de afgifte onder I vallen en voor zover deze betrekking hebben op [eiseres] en/of onderzoeken naar [eiseres] , waarbij de verstrekking dient te geschieden onder begeleiding en toezicht van de reeds betrokken deurwaarders van Equilibristen gerechtsdeurwaarders te Dordrecht en een door de deurwaarder aangewezen deskundige die zich tot geheimhouding heeft verplicht en waarbij aan hen wordt toegestaan dat zij:
a. a) inzage nemen in alle audio-opnames waarop het bewijsbeslag rust (door deze te beluisteren) en die niet reeds onder de inzage en afgifte onder I vallen;
b) bepalen welke audio-opnames betrekking hebben op [eiseres] , en
c) deze audio-opnames vervolgens onmiddellijk aan [eiseres] verstrekken
III. [gedaagde sub 1] c.s. te veroordelen om na betekening van dit vonnis aan [eiseres] afschrift en inzage te verstrekken van de krachtens de beschikking van 17 december 2021 onder [gedaagde sub 1] c.s. in beslag genomen bescheiden, voor zover deze bescheiden voldoen aan de in randnummer 7.5 van de dagvaarding neergelegde criteria, waarbij de verstrekking dient te geschieden onder begeleiding en toezicht van de reeds betrokken deurwaarders van Equilibristen gerechtsdeurwaarders te Dordrecht en ICT-deskundigen M.J. van Rossen en/of W.M. den Hertog (beiden werkzaam bij Probatius te Waddinxveen) en/of R. van Enschot en/of M. van Vught (beiden werkzaam bij Schippers IT te Oosterhout), dan wel een andere door de deurwaarder aangewezen deskundige die zich tot geheimhouding heeft verplicht, en waarbij aan hen wordt toegestaan dat zij:
a. a) inzage nemen in alle bescheiden waarop het bewijsbeslag rust;
b) bepalen welke bescheiden onder de in randnummer 7.5 van deze dagvaarding genoemde criteria vallen, en
c) deze bescheiden verstrekken aan [eiseres]
IV. [gedaagde sub 1] c.s. te bevelen alle medewerking te verlenen aan de veroordelingen onder I, II en III, waaronder het verschaffen aan de deurwaarder(s) en/of ICT deskundige(n) van alle benodigde wachtwoorden, toegangscodes, sleutels etc. en het zo nodig assisteren bij het ontsluiten van de bescheiden;
V. [gedaagde sub 1] c.s. te bevelen alle bescheiden bedoeld in de veroordeling onder III volledig en permanent te verwijderen;
VI. [gedaagde sub 1] c.s. hoofdelijk te veroordelen tot betaling aan [eiseres] van een dwangsom van € 50.000,- per dag of gedeelte daarvan dat aan de veroordeling onder IV of V in het geheel of gedeeltelijk geen gevolg is gegeven met een maximum van € 2.000.000,-;
VII. [gedaagde sub 1] c.s. hoofdelijk te veroordelen in de kosten van deze procedure, waaronder de kosten van het beslag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na betekening van dit vonnis indien [gedaagde sub 1] c.s. deze kosten niet voordien hebben voldaan.
3.2.
Aan bovenstaande vorderingen heeft [eiseres] – zakelijk weergegeven – het volgende ten grondslag gelegd.
[eiseres] is al gedurende bijna vier jaar het slachtoffer van een onophoudelijke publiekelijke smaadcampagne van [A] en [gedaagde sub 1] . [eiseres] wordt op zogeheten smaad-websites door [A] en [gedaagde sub 1] valselijk publiekelijk beschuldigd van onder meer fraude, het veroorzaken van een FIOD inval, diefstal, vernietigen van bewijs, porno-activiteiten, omkoping van rechters en journalisten, deelname aan een moslimsekte, witwassen en andere strafbare feiten. Voor geen enkele beschuldiging hebben [A] dan wel [gedaagde sub 1] bewijs aangedragen. Inmiddels heeft de rechtbank Amsterdam aan [A] een verbod opgelegd om [eiseres] te beschuldigen van bovengenoemde strafbare feiten.
[eiseres] is er naar aanleiding van gegevens waarin zij na een beslaglegging onder [A] inzage in heeft gekregen, achter gekomen dat [gedaagde sub 1] degene is die de vele valselijke beschuldigingen over [eiseres] heeft verzonnen en [A] en ervan heeft overtuigd dat deze beschuldigingen waar zijn.
[eiseres] heeft bewijsbeslag gelegd en wenst nu inzage. Omdat er sprake is van achterstanden bij de rechtbank, zal er pas op 10 februari 2023 een mondelinge behandeling worden bepaald, en dus zal naar verwachting niet eerder dan eind 2023 vonnis zal worden gewezen. Daarom heeft [eiseres] belang bij de door haar gevraagde beslissing in (deze) kort gedingprocedure.
Het spoedeisend belang van [eiseres] is voorts gelegen in haar procespositie in de verschillende procedures die aanhangig zijn tussen [eiseres] en [gedaagde sub 1] , en waarin [eiseres] haar stelling dient te onderbouwen dat sprake is van onrechtmatige uitingen door (onder anderen) [gedaagde sub 1] over [eiseres] . Op korte termijn zullen in deze zaken rolhandelingen (moeten) worden verricht. [eiseres] verwacht de standpunten die zij in de procedures tegen [gedaagde sub 1] c.s. inneemt aan de hand van de onder [gedaagde sub 1] c.s. in beslag genomen gegevens te kunnen onderbouwen.
De inzage is voldoende bepaald omdat [eiseres] zal zoeken op bepaalde, op haar betrekking hebbende, zoektermen en omdat de stukken waarin zij inzage wenst zien op een afgebakende periode van 1 april 2018 tot en met 22 december 2021.
3.3.
[gedaagde sub 1] voert verweer waarop hierna, voor zover van belang, nader zal worden ingegaan.

4.Het geschil in reconventie

4.1.
[gedaagde sub 1] c.s. vorderen samengevat - :
I. Het op 22 december 2021 gelegde conservatoir bewijsbeslag op te heffen;
II. [eiseres] te veroordelen tot afgifte aan [gedaagde sub 1] c.s. van alle op 22 december 2021 in beslag genomen bescheiden, binnen 24 uur na betekening van dit vonnis, op straffe van een dwangsom van € 20.000,- per dag of gedeelte daarvan, tot een maximum van
€ 500.000,-;
III. [eiseres] te veroordelen in de kosten van deze procedure.
4.2.
Aan bovenstaande vorderingen heeft [gedaagde sub 1] – zakelijk weergegeven – het volgende ten grondslag gelegd.
Het conservatoir bewijsbeslag is nietig, dan wel onrechtmatig omdat de rechtbank Oost-Brabant niet kan voldoen aan het verzoek van [gedaagde sub 1] c.s. om een kopie van de minuut van de beschikking van 17 december 2021, dan wel een nieuwe grosse af te geven, dit vanwege het feit dat het beslag-dossier met de originele minuut onvindbaar is, zo blijkt uit een brief van de rechtbank Oost-Brabant van 19 oktober 2022. Aldus ontbreekt de basis van de beschikking van 17 december 2021 en dient het uit hoofde van die beschikking gelegde beslag te worden opgeheven.
4.3.
[eiseres] voert verweer waarop hierna, voor zover van belang nader zal worden ingegaan.

5.De beoordeling in conventie en in reconventie

Het spoedeisend belang

5.1.
[eiseres] heeft een voldoende spoedeisend belang bij afgifte van de gevorderde bescheiden. Aan een vordering uit hoofde van artikel 843a Rv worden met betrekking tot de spoedeisendheid geen al te hoge eisen gesteld. Het feit dat [eiseres] stelt de bescheiden nodig te hebben om haar stellingen te kunnen onderbouwen in de verschillende procedures die tussen partijen aanhangig zijn, maakt de vordering voldoende spoedeisend. Hierbij is ook van belang dat de hoofdzaak die vanaf februari van dit jaar bij deze rechtbank aanhangig is en waarin [eiseres] vorderingen heeft ingesteld die gelijkluidend zijn aan de in deze kort gedingprocedure ingestelde inzage-vorderingen, vanwege achterstanden eerst op zijn vroegst in februari 2023 zal kunnen worden behandeld. De verwachting van [eiseres] dat het vonnis in de hoofdzaak pas op zijn vroegst in het najaar van 2023 zal worden gewezen lijkt dan ook niet irreëel te zijn, terwijl onbetwist is dat de zaken waarin [eiseres] mogelijk nog stukken zal willen overleggen, eerder zullen worden behandeld.
Dat [eiseres] geacht wordt een voldoende spoedeisend belang te hebben zegt niets over de vraag of haar vorderingen kunnen worden toegewezen, daarop zal in het hiernavolgende worden in gegaan.
5.2.
Omdat [gedaagde sub 1] c.s. in reconventie de opheffing van het bewijsbeslag en afgifte aan [gedaagde sub 1] en Mamomo van alle in beslag genomen bescheiden hebben gevorderd, en indien geoordeeld wordt dat deze vorderingen toegewezen worden, dit tot afwijzing van de vorderingen in conventie zal leiden, zullen de vorderingen in reconventie als eerste besproken worden.
De vorderingen in reconventie
5.3.
Krachtens artikel 705 lid 2 Rv dient een conservatoir beslag opgeheven te worden bij verzuim van op straffe van nietigheid voorgeschreven vormen, indien summierlijk van de ondeugdelijkheid van het door de beslaglegger ingeroepen recht of van het onnodige van het beslag blijkt, of, zo het beslag is gelegd voor een geldvordering, indien voor deze vordering voldoende zekerheid is gesteld. Die beoordeling kan niet geschieden los van de in een zodanig geval vereiste afweging van de wederzijdse belangen, waarbij dient te worden beoordeeld of het belang van de beslaglegger bij handhaving van het beslag op grond van de door deze naar voren gebrachte omstandigheden zwaarder dient te wegen dan het belang van de beslagene bij opheffing van het beslag.
5.4.
De stelling van [gedaagde sub 1] c.s. dat het beslag nietig dan wel onrechtmatig is omdat de minuut van de beschikking van 17 december 2021 (op dit moment) niet beschikbaar is wordt verworpen. Hiertoe wordt het volgende overwogen.
Vast staat dat de voorzieningenrechter bij beschikking van 17 december 2021 naar aanleiding van een daartoe namens [eiseres] ingediend verzoekschrift verlof heeft verleend aan [eiseres] voor het leggen van bewijsbeslag met inachtneming van de in die beschikking genoemde voorwaarden. Ook staat vast dat de deurwaarder op 22 december 2022 uit kracht van de grosse van de beschikking van 17 december 2021 conservatoir bewijsbeslag heeft gelegd. De originele grosse is in handen van de advocaat van de beslaglegger, mr. Tjiam, die de grosse bij gelegenheid van de mondelinge behandeling in deze kort gedingprocedure heeft getoond. Die grosse kan enkel zijn afgegeven op basis van een rechterlijke beslissing die in een beschikking is vastgelegd. Het enkele gegeven dat op dit moment het fysieke dossier met daarin de minuut van de beschikking niet kan worden gevonden heeft geen invloed op de rechtmatigheid van de afgegeven grosse en op de rechtmatigheid van het met die grosse gelegde bewijsbeslag.
5.5.
Voor zover [gedaagde sub 1] c.s. stellen dat het bewijsbeslag dient te worden opgeheven omdat [eiseres] , door middel van het al eerder gelegde bewijsbeslag ten laste van [A] , een bestand van 40.000 e-mailberichten, waaronder ook berichten afkomstig van [gedaagde sub 1] dan wel Mamomo tot haar beschikking heeft gekregen, en dat [eiseres] daarom geen belang bij het onder [gedaagde sub 1] c.s. gelegde beslag meer heeft, geldt dat deze stelling eerst ter zitting in de kort gedingprocedure naar voren is gebracht en dat daarmee een andere grondslag wordt aangevoerd voor de vordering in reconventie dan de in de akte van 31 oktober 2022 vermelde grondslag. Dit is in strijd met het procesreglement kort geding en met de goede procesorde zodat deze stelling reeds daarom niet zou kunnen leiden tot toewijzing van de vordering in reconventie. Bovendien zal bij de bespreking hierna van het gelijkluidend verweer in conventie blijken dat het eerder gelegde bewijsbeslag ten laste van [A] geen afbreuk doet aan het belang van [eiseres] bij het bewijsbeslag onder [gedaagde sub 1] c.s. en bij de inzage van de met dat beslag in beslag genomen stukken.
5.6.
Zoals bovenstaand in 5.3. is overwogen kan een beoordeling van de opheffingsgronden niet geschieden los van de in een zodanig geval vereiste afweging van de wederzijdse belangen, waarbij dient te worden beoordeeld of het belang van de beslaglegger bij handhaving van het beslag op grond van de door deze naar voren gebrachte omstandigheden zwaarder dient te wegen dan het belang van de beslagene bij opheffing van het beslag. Het belang van [eiseres] bij handhaving van het beslag om te voorkomen dat de in beslag genomen gegevens op enige wijze in het ongerede raken, acht de voorzieningenrechter, mede gelet op hetgeen hierna in conventie zal worden overwogen, voorshands groter dan het belang van [gedaagde sub 1] c.s bij opheffing van het beslag, welk belang zij bovendien ook niet nader hebben geduid of geconcretiseerd.
5.7.
De vorderingen in reconventie worden dan ook afgewezen.
De vorderingen in conventie
5.8.
[eiseres] heeft afschrift en inzage in de onder [gedaagde sub 1] c.s. in beslag genomen stukken gevorderd op grond van artikel 843a Rv. Dit artikel biedt een partij de mogelijkheid om kennis te nemen van bescheiden waarover zij niet, maar een ander wel beschikt. Een op basis van dit artikel ingestelde vordering is, met uitzondering van de gevallen genoemd in het derde en vierde lid van dit artikel, toewijsbaar als het gaat om concreet door de eiser geduide bescheiden die betrekking hebben op een rechtsbetrekking waarin hij (of zijn rechtsvoorganger) partij is, en de eiser een rechtmatig belang heeft bij inzage in, of afschrift dan wel uittreksel van, die bescheiden. Het vierde lid bepaalt dat degene die over de bescheiden beschikt of ze onder zijn berusting heeft geen inzage daarin, of afschrift dan wel uittreksel daarvan, hoeft te geven als daar gewichtige redenen voor zijn.
Uit het arrest Meijer/Cornelis c.s. (HR 6 oktober 2006, ECLI:NK:HR:2006:AX7774) volgt dat de rechter alleen dient te beoordelen of aan die vereisten is voldaan die door de wederpartij worden betwist. [gedaagde sub 1] c.s. betwisten in dit geval dat sprake is van voldoende bepaalde bescheiden, en dat [eiseres] een rechtmatig belang heeft bij de afgifte. De voorzieningenrechter zal hieronder – voor zover nodig - nader ingaan op die vereisten.
Rechtmatig belang
5.9.
Ter onderbouwing van het door haar gestelde belang bij inzage heeft [eiseres] gewezen op de verschillende procedures die momenteel in eerste aanleg dan wel in hoger beroep tussen [gedaagde sub 1] c.s. en [eiseres] aanhangig zijn, en waarin [eiseres] (aan de hand van de in beslag genomen stukken) de aard en omvang van de door [gedaagde sub 1] geuite en aangestuurde onterechte beschuldigingen over [eiseres] wenst vast te stellen.
[eiseres] wenst met de gevorderde inzage in de in beslag genomen stukken dus de door haar gestelde onrechtmatige gedragingen door [gedaagde sub 1] c.s. te onderbouwen.
Degene die inzage verlangt om een door hem vermoede tekortkoming of onrechtmatige daad te kunnen aantonen, moet gemotiveerd zodanige feiten en omstandigheden stellen en met eventueel reeds voorhanden bewijsmateriaal onderbouwen, dat voldoende aannemelijk is dat die tekortkoming of onrechtmatige daad zich heeft voorgedaan of dreigt voor te doen (HR 10 juli 2020, ECLI:NL:HR:2020:1251). De vraag wat als een ‘voldoende’ mate van aannemelijkheid kan worden beschouwd, kan niet in algemene zin worden beantwoord. Het komt steeds aan op een waardering van de stellingen en verweren van partijen en de overtuigingskracht van het eventueel reeds overgelegde bewijsmateriaal. Voorts zal degene die inzage verlangt moeten onderbouwen waarom juist de gevraagde stukken relevant zijn voor de onderbouwing van zijn vordering of verweer (HR 18 november 2011, ECLI:NL:HR:2011:BS1706).
5.10.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is in voldoende mate aannemelijk dat [gedaagde sub 1] c.s. zich schuldig hebben gemaakt aan (onterechte) beschuldigingen jegens [eiseres] . Dit oordeel baseert de voorzieningenrechter met name op de volgende recente rechterlijke uitspraken.
Het vonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank Overijssel van 28 juni 2022 (C/08/282401 / KG ZA 22-130) waarin tegen (onder anderen) [gedaagde sub 1] een verbod is opgelegd om aan derden de opdracht te geven artikelen over [eiseres] te (laten) publiceren waarin de goede naam en reputatie van [eiseres] wordt aangetast. In het vonnis overweegt de voorzieningenrechter – kort samengevat – dat voldoende aannemelijk is dat [A] en [gedaagde sub 1] de opdrachtgever zijn van [B] (beheerder van de websites onrecht.nl, omrecht.nl, voicelezz.com en grootschandaal.nl) en dat zij hem met informatie en documenten over [eiseres] hebben gevoed.
Het vonnis van 3 augustus 2022 in het incident van de rechtbank Overijssel in de bodemzaak met kenmerk C/08/276541 / HA ZA 22-31) waarin aan [gedaagde sub 1] c.s. een verbod is opgelegd om op enigerlei wijze [eiseres] te (doen) beschuldigen van de in de dagvaarding in die procedure omschreven misstanden. In die procedure oordeelt de rechtbank Overijssel aan de hand van door [eiseres] overgelegde e-mailberichten uit het onder [A] gelegde beslag dat aannemelijk is dat [gedaagde sub 1] deze e-mailberichten, die onrechtmatige informatie omtrent [eiseres] bevatten, heeft geschreven en verstuurd.
5.11.
Ten aanzien van het verweer van [gedaagde sub 1] c.s. dat [eiseres] beschikt over voldoende bewijsmateriaal uit het beslag dat zij heeft gelegd onder [A] omdat onder de 40.000 beslagen e-mailberichten ook e-mailberichten afkomstig van Mamomo vallen, die [eiseres] ook heeft gebruikt ter onderbouwing van haar stellingen in de procedure bij de rechtbank Overijssel (waarin op 3 augustus jl. het vonnis in het incident is gewezen), overweegt de voorzieningenrechter dat dit niet af doet aan het aannemelijke belang van [eiseres] bij inzage in de onder [gedaagde sub 1] c.s. in beslag genomen gegevens.
[eiseres] wenst thans immers met de gevraagde inzage onrechtmatig handelen van [gedaagde sub 1] c.s. te onderbouwen – waarvan in voorgaande rechtsoverweging is geoordeeld dat dit in voldoende mate aannemelijk is – en met enkel de inzage in het ten laste van [A] gelegde beslag zal de bewijspositie van [eiseres] jegens [gedaagde sub 1] c.s. onvoldoende gewaarborgd zijn.
Voldoende bepaalde bescheiden
5.12.
De gevraagde bescheiden moeten voldoende bepaald worden omschreven, zodat het geen 'fishing expedition' wordt. Van belang is dat de stukken voldoende concreet worden omschreven zodat de wederpartij weet (of kan weten) welke stukken worden gevraagd. Dat kan door de aard (overeenkomst, brieven of e-mails), tijdsperiode en/of het onderwerp van de bescheiden aan te duiden, al dan niet in combinatie met de (rechts-) personen die daarin worden genoemd. Het onderwerp moet voldoende nauwkeurig worden afgebakend. Als de stukken zelf onbekend aan eiser zijn, kan niet worden vereist dat hij specifiek aangeeft van welke datum deze zijn en wat de concrete inhoud is (HR 26 oktober 2012, ECLI:NL:HR:2012:BW9244).
5.13.
De bescheiden waarvan [eiseres] wil kennisnemen zijn naar het oordeel van de voorzieningenrechter voldoende bepaald omschreven. [eiseres] heeft zich in het petitum van de dagvaarding bij zowel de primaire als de subsidiaire vordering tot inzage beperkt tot de bescheiden waarin bepaalde zoektermen voorkomen. Gelet op het feit dat het belang van [eiseres] bij inzage gelegen is in onrechtmatige uitlatingen van [gedaagde sub 1] over [eiseres] , zal de voorzieningenrechter de subsidiaire vordering toewijzen, waarin inzage wordt gevraagd in de bescheiden die de zoektermen [zoekterm 1] , [zoekterm 2] , [zoekterm 3] , [zoekterm 4] , [zoekterm 5] [zoekterm 6] , BVE, of VE bevatten, in combinatie met de in productie 9b bij dagvaarding genoemde zoektermen die zijn toegespitst op de inhoud van de onrechtmatige uitlatingen.
In de dagvaarding heeft [eiseres] haar vordering beperkt tot bescheiden die niet betreffen communicatie tussen uitsluitend [gedaagde sub 1] en haar advocaten. Bij toewijzing van de inzagevordering zal rekening worden gehouden met die beperking.
Er is een duidelijke tijdsperiode waarop de (beslagen) bescheiden zien: van 1 april 2018 tot en met 22 december 2021. [gedaagde sub 1] c.s. hebben niet weersproken dat dit een relevante periode is.
5.14.
[gedaagde sub 1] c.s. hebben bezwaar gemaakt tegen de vordering voor zover die luidt dat de verstrekking van de bescheiden dient te geschieden onder begeleiding en toezicht van de reeds betrokken deurwaarders en ICT deskundigen. De bezwaren van [gedaagde sub 1] c.s. richten zich tegen betrokkenheid van deurwaarder mr. G. Bakker en van particulier onderzoeker R. Verzuu en van de eerder betrokken ICT deksundigen vanwege de gang van zaken tijdens de beslaglegging op 22 december 2022 in de woning van [gedaagde sub 1] . [eiseres] heeft weersproken dat er onregelmatigheden hebben plaatsgevonden tijdens de beslaglegging zoals door [gedaagde sub 1] en [A] geschetst maar hebben geen gemotiveerd verweer gevoerd tegen het verzoek van [gedaagde sub 1] om andere personen te benoemen. De voorzieningenrechter zal dan ook bepalen dat voornoemde personen niet betrokken mogen zijn bij de inzage in en het verstrekken van de in beslag genomen bescheiden.
5.15.
De vorderingen in het petitum onder III en V zien op het verstrekken van afschrift en inzage in, en op permanente verwijdering van de persoonlijke correspondentie en bescheiden van [eiseres] zelf, die [gedaagde sub 1] en [A] volgens [eiseres] in hun bezit hebben. Dit gedeelte van de vordering wordt afgewezen omdat zonder nadere onderbouwing voorshands onvoldoende aannemelijk is dat dit bescheiden zijn waarop artikel 843a Rv. betrekking heeft en voor een veroordeling tot het permanent verwijderen van gegevens biedt artikel 843a Rv geen grondslag.
5.16.
Er zijn door [gedaagde sub 1] c.s. geen gewichtige redenen naar voren gebracht die aan toewijzing van de vorderingen van [eiseres] – met inachtneming van hetgeen hierboven is overwogen – in de weg staan.
Gelet op bovenstaande overwegingen zullen de vorderingen zullen als volgt worden toegewezen.
5.17.
De vordering tot het opleggen van een dwangsom wordt toegewezen. Indien [gedaagde sub 1] de hierna uit te spreken veroordelingen nakomt en haar medewerking verleent zoals zij in haar pleitnotitie stelt te zullen doen, zal zij geen dwangsommen verbeuren. Met het oog op de proportionaliteit zullen de dwangsommen worden gematigd tot een bedrag van € 5.000,- per dag of gedeelte daarvan tot een maximum van € 1.000.000,-.
De kosten van de procedure in conventie
5.18.
[gedaagde sub 1] c.s. zullen als de in het ongelijk gestelde partijen in de proceskosten worden veroordeeld. Hiertoe horen ook de kosten van het onder [gedaagde sub 1] c.s. gelegde bewijsbeslag. De kosten aan de zijde van [eiseres] worden begroot op:
  • dagvaarding € 103,33
  • griffiegeld € 314,00
  • salaris gemachtigde € 1.016,00
  • verzoekschrift € 839,85
  • salaris gemachtigde € 408,00
Totaal € 2.681,18
De kosten van de procedure in reconventie
5.19.
De voorzieningenrechter ziet aanleiding de proceskosten in reconventie tussen partijen de compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

6.De beslissing

De voorzieningenrechter:
in conventie
6.1.
veroordeelt [gedaagde sub 1] om zo spoedig mogelijk na betekening van dit vonnis aan [eiseres] afschrift en inzage te verstrekken van de krachtens de beschikking van 17 december 2021 onder [gedaagde sub 1] c.s. in beslag genomen bescheiden, voor zover deze bescheiden de volgende zoektermen bevatten:
“ [zoekterm 1] ”, “ [zoekterm 2] ”, “ [zoekterm 3] ”, “ [zoekterm 4] ”, “ [zoekterm 5] ”, “ [zoekterm 6] ”, “BVE” of “VE” , in combinatie met een of meer van de in productie 09B bij de dagvaarding genoemde zoektermen,
met dien verstande dat wordt uitgesloten de informatie die is gewisseld tussen [gedaagde sub 1] en (een) advoca(a)ten, tenzij deze berichten door [gedaagde sub 1] zijn doorgestuurd aan derden (niet-advocaten), dan wel tenzij de berichten zijn gericht aan meerdere ontvangers, waaronder niet-advocaten;
6.2.
bepaalt dat de inzage en de verstrekking van de onder 6.1 bedoelde bescheiden dient te geschieden onder begeleiding en toezicht van door [eiseres] aangewezen deurwaarders,
nietzijnde mr. G. Bakker en buiten aanwezigheid van R. Verzuu, en met behulp van (een) door de gerechtsdeurwaarder aangewezen ICT-deskundige(n),
nietzijnde M.J. van Rossen en/of W.M. den Hertog (beiden werkzaam bij Probatius te Waddinxveen) en/of R. van Enschot en/of M. van Vught (beiden werkzaam bij Schippers IT te Oosterhout); de aangewezen deskundige(n) heeft/hebben zich tot geheimhouding verplicht;
6.3.
bepaalt dat de in 6.2 bedoelde deurwaarder(s) en ICT deskundige(n) inzage nemen in alle bescheiden waarop het bewijsbeslag rust en vervolgens (enkel) de bescheiden aan [eiseres] verstrekken die voldoen aan het in 6.1 bepaalde;
6.4.
veroordeelt [gedaagde sub 1] c.s. om na betekening van dit vonnis aan [eiseres] afschrift en inzage te verstrekken van de onder [gedaagde sub 1] c.s. in beslag genomen audiobestanden, voor zover deze audiobestanden niet reeds onder de afgifte onder 6.1 vallen en voor zover deze betrekking hebben op [eiseres] en/of onderzoeken naar [eiseres] , waarbij de verstrekking dient te geschieden onder begeleiding en toezicht van de conform overweging 6.2 aangewezen deurwaarders en een door de deurwaarder aangewezen deskundige die zich tot geheimhouding heeft verplicht,
nietzijnde M.J. van Rossen en/of W.M. den Hertog (beiden werkzaam bij Probatius te Waddinxveen) en/of R. van Enschot en/of M. van Vught (beiden werkzaam bij Schippers IT te Oosterhout) en waarbij aan hen wordt toegestaan dat zij:
a. a) inzage nemen in alle audio-opnames waarop het bewijsbeslag rust (door deze te beluisteren) en die niet reeds onder de inzage en afgifte onder 6.1 vallen;
b) bepalen welke audio-opnames betrekking hebben op [eiseres] , en
c) deze audio-opnames vervolgens zo spoedig mogelijk aan [eiseres] verstrekken;
6.5.
beveelt [gedaagde sub 1] c.s. alle medewerking te verlenen aan de veroordelingen onder 6.1, 6.3 en 6.4, waaronder het verschaffen aan de deurwaarder(s) en/of ICT deskundige(n) van alle benodigde wachtwoorden, toegangscodes, sleutels etc. en het zo nodig assisteren bij het ontsluiten van de bescheiden;
6.6.
veroordeelt [gedaagde sub 1] c.s. hoofdelijk tot betaling aan [eiseres] van een dwangsom van € 5.000,- per dag of gedeelte daarvan dat aan de veroordeling onder 6.5 in het geheel of gedeeltelijk geen gevolg is gegeven met een maximum van € 1.000.000,-,
6.7.
veroordeelt [gedaagde sub 1] c.s. hoofdelijk in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van [eiseres] begroot op € 2.681,18 in totaal, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na betekening van dit vonnis indien [gedaagde sub 1] c.s. deze kosten niet voordien hebben voldaan,
6.8.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
in reconventie
6.9.
wijst de vorderingen af,
6.10.
compenseert de kosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.A.J.C.M. van den Berg Jeths - van Meerwijk en in het openbaar uitgesproken door mr. W. Schoorlemmer op 15 november 2022.