Uitspraak
RECHTBANK Oost-Brabant
1.REGINA MAGDALENA JOHANNA [gedaagde 1] ,
2.
[gedaagde 2] B.V.,
3.
[gedaagde 3] B.V.,
4.
[gedaagde 4] B.V.,
1.De overwegingen van de rechter in conventie en in reconventie
- productie 48B [eiseres] , 3 augustus 2022, ECLI:NL:RBOVE:2022:2266
- productie 57 [eiseres] , 5 april 2023, ECLI:NL:RBROT:2023:4465
- productie 67 [eiseres] , 28 juni 2023, ECLI:NL:RBOVE:2023:2423
nu niet bindend zijn (deze hebben nog geen kracht/gezag van gewijsde, omdat hoger beroep is ingesteld). Ik wijs er echter ook op dat dit wel duidelijke beslissingen zijn waar ik rekening mee houd bij de beoordeling van de stelplicht en bewijslast.
De tweede opmerking is dat het in dit geding uitsluitend gaat om informatie/documentatie, dus niet aansprakelijkheid of verboden/bevelen of andere maatregelen tussen partijen (wel komt het bevel “medewerking” hieronder aan de orde).
(1) degene die de vordering instelt moet een rechtmatig belang hebben
(2) het moet gaan om bepaalde bescheiden
(3) aangaande een rechtsbetrekking waarin de eiser of zijn rechtsvoorganger partij is
(4) de wederpartij moet de bescheiden tot zijn beschikking of onder zijn berusting hebben. Lid 4 van artikel 834a Rv voegt daaraan toe dat de wederpartij niet gehouden is aan de vordering te voldoen, als daar gewichtige redenen voor zijn of als redelijkerwijs aangenomen kan worden dat een behoorlijke rechtsbedeling ook zonder verschaffing van de gevraagde gegevens is gewaarborgd.
Voor dit deel vind ik het verweer van [gedaagden] onvoldoende onderbouwd en ongegrond, omdat de rechtbank Rotterdam hierover heeft geoordeeld en [gedaagde 1] ongelijk heeft gegeven. Dat vonnis heeft nog geen kracht/gezag van gewijsde (hoger beroep is ingesteld), maar ik houd er wel rekening mee. Het is niet zo dat een partij bij verschillende gerechten dezelfde feiten/grondslagen ter beoordeling mag voorleggen en elke keer een volledige nieuwe beoordeling mag verlangen, in de hoop dat elke opvolgende rechter tot gunstige inzichten komt, ondanks eerdere vonnissen. Ik vind dat [gedaagde 1] in deze context een zwaarderezwaardere motiveringsplicht had en dat zijuitgelegdniet goed genoeg heeft uitgelegd dat/waarom het Rotterdamse vonnis niet zou kloppen.zouDaarom ga ik uit van de juistheid van dat vonnis. Hoger beroep, niet deze procedure, is de geëigende weg om de zaak volledig opnieuw te beoordelen (binnen de grenzen van de rechtsstrijd en als de grieven daartoe uitnodigen).
Voor dit deel denk ik dat het verweer van [gedaagden] de sanctie van onrechtmatigheid/nietigheid van het beslag niet rechtvaardigt. Dus ook mocht de deurwaarder op ongeoorloofde wijze hebben gehandeld (waarover ik hier geen beslissing geef).
2.De beslissing
- onderdeel 4 (petitum) akte wijziging eis 10 februari 2023 (hiervoor genoemd, blz. 2)
- pagina 72 met randnummer 7.15 van de dagvaarding (hiervoor genoemd in 2.1)
- pagina’s 76 t/m 81 met hoofdstuk 8 van de dagvaarding (hiervoor genoemd in 2.1)
- productie 35 (A en B) bij de dagvaarding (hiervoor genoemd in 2.1)
- pagina 85 met randnummer 9.5 van de dagvaarding (hiervoor genoemd in 2.3).