In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 18 september 2024 uitspraak gedaan in het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De zaak betreft navorderingsaanslagen inkomstenbelasting voor de jaren 2014 tot en met 2017, waarbij de inspecteur van de Belastingdienst het heffingsrecht over de pensioenuitkeringen van belanghebbende aan Nederland heeft toegewezen. Belanghebbende, die in België woont, ontving pensioenuitkeringen van meer dan € 25.000, waarvan in België minder dan 90% in de belastingheffing betrokken was. Het hof oordeelde dat het beroep op het vertrouwensbeginsel niet slaagde, omdat belanghebbende niet kon vertrouwen op de vrijstellingsverklaringen die door de inspecteur waren afgegeven. De inspecteur had de vrijstellingsverklaringen ingetrokken op basis van wijzigingen in de Belgische jurisprudentie. Het hof bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. De proceskosten werden niet vergoed en het griffierecht bleef voor rekening van belanghebbende.