Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
3.Geschil en conclusies van partijen
4.Gronden
2. Het inkomen uit werk en woning in Nederland is het gezamenlijke bedrag van:
a. (…)
b. het belastbaar loon ter zake van het in Nederland verrichten of hebben verricht van arbeid;
2. Tot het loon behoren aanspraken om na verloop van tijd of onder een voorwaarde een of meer uitkeringen of verstrekkingen te ontvangen.
3. (…)
4. Tot het loon behoren uitkeringen en verstrekkingen ingevolge een tot het loon behorende aanspraak voor zover de aanspraak in afwijking van hetgeen bij of krachtens deze wet is bepaald, bij de bepaling van de verschuldigde belasting niet als loon in aanmerking is genomen.
c. aanspraken ingevolge een pensioenregeling, een en ander volgens de in of krachtens hoofdstuk IIB gestelde normeringen en beperkingen;
a. (…)
b. waarin is bepaald dat de aanspraken ingevolge de regeling niet kunnen worden afgekocht, vervreemd of prijsgegeven, dan wel formeel of feitelijk voorwerp van zekerheid kunnen worden, anders dan in de gevallen voorzien bij of krachtens de Pensioenwet;
a. een aanspraak ingevolge een pensioenregeling niet langer als zodanig is aan te merken; (…)
wordt op het onmiddellijk daaraan voorafgaande tijdstip de aanspraak aangemerkt als loon uit een vroegere dienstbetrekking van de werknemer of gewezen werknemer dan wel, indien deze is overleden, van de gerechtigde tot de aanspraak.
§ 2. Niettegenstaande het bepaalde in paragraaf 1, mag een daar bedoeld inkomstenbestanddeel ook worden belast in de verdragsluitende Staat waaruit dit inkomstenbestanddeel afkomstig is, overeenkomstig de wetgeving van die Staat, indien en voor zover:
a. wat betreft inkomstenbestanddelen als bedoeld in paragraaf 1, subparagraaf a), de aanspraak op dat inkomstenbestanddeel in de verdragsluitende Staat waaruit het afkomstig is van belasting is vrijgesteld, dan wel de bijdragen die daarvoor zijn betaald aan (…) de vennootschap die het inkomstenbestanddeel verschuldigd is, in het verleden bij het bepalen van het in die Staat belastbare inkomen in aftrek zijn gebracht, dan wel anderszins in het verleden in die Staat in aanmerking zijn gekomen voor fiscale faciliëring; en
b. wat betreft inkomstenbestanddelen als bedoeld in paragraaf 1, subparagrafen a) en b), dat inkomstenbestanddeel in de verdragsluitende Staat waarvan de genieter ervan inwoner is niet tegen het algemeen van toepassing zijnde belastingtarief voor inkomsten verkregen uit niet zelfstandige beroepen, dan wel het brutobedrag van dit inkomstenbestanddeel voor minder dan 90 percent, in de belastingheffing wordt betrokken.
Het vorenstaande is echter uitsluitend van toepassing indien het totale brutobedrag van de inkomstenbestanddelen die op grond van het vorenstaande in de verdragsluitende Staat waaruit zij afkomstig zijn, belastbaar zouden zijn, in het kalenderjaar een bedrag van 25.000 euro te boven gaat.
§4. Een in paragraaf 1, subparagraaf a) bedoeld inkomstenbestanddeel wordt geacht afkomstig te zijn uit een verdragsluitende Staat indien en voor zover de aanspraak op dit inkomstenbestanddeel, dan wel de daarmee samenhangende bijdragen aan dit inkomstenbestanddeel in die Staat in aanmerking zijn gekomen voor een fiscale faciliëring. De ingevolge dit artikel aan een verdragsluitende Staat toegekende heffingsrechten worden op geen enkele wijze beperkt door de overdracht van een paragraaf 1 bedoeld inkomstenbestanddeel van een in een verdragsluitende Staat gevestigd pensioenfonds, pensioenspaarfonds of vennootschap naar een in een andere staat gevestigd pensioenfonds, pensioenspaarfonds of vennootschap.
(NV, Kamerstukken II 1998/99, 26 020, nr. 6, p. 10 en 11.)
Volgens belanghebbende kunnen de AOW-uitkeringen en het Pensioen uitsluitend in België belast worden. De AOW-uitkeringen op basis van het Pensioenartikel en het Pensioen op basis van artikel 21 van het Verdrag.
(MvA, Kamerstukken I 2002/03, 28259, 30d, p. 1-2).
wistdat het Pensioen in België zo laag belast werd als beschreven staat onder 3, 4 en 5 in rechtsoverweging 4.2.5.
behoorde te weten(a) dat het Pensioen in België zo laag belast werd, en (b) dat ook aan de overige voorwaarden die het Pensioenartikel aan toewijzing van de heffing van inkomstenbelasting over het Pensioen aan Nederland stelt, was voldaan. Dit een en ander betekent in casu dat de rechtbank de vraag moet beantwoorden of belanghebbendes - op het eerste gezicht verzorgde - aangiften IB 2012, 2013 en 2014 informatie bevatte hetzij de inspecteur anderszins over informatie beschikte die hem bij een behoorlijke vervulling van zijn aanslagregelende taak redelijkerwijs ertoe zou hebben moeten brengen daarover vragen te stellen. Blijkens jurisprudentie (vgl. HR 12 maart 2010, nr. 08/04868, ECLI:NL:HR:2010:BL7165, en HR 16 april 2010, nr. 08/05088, ECLI:NL:HR:2010:BJ9082) pleegt de inspecteur geen ambtelijk verzuim als hij de aanslag conform de aangifte regelt; ook indien hij over informatie beschikt die erop kan duiden dat de aangifte onjuist is. Dit alles onder de voorwaarde dat die informatie de niet-onwaarschijnlijke mogelijkheid openliet dat de aangifte juist is.
5.Beslissing
- verklaart het hoger beroep ongegrond;
- bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raadwww.hogeraad.nl.
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie
www.hogeraad.nl).