Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
- [adres 3] in Simpelveld, verblijf voor verstandelijk gehandicapten, archetype N3740000, bouwjaar 1982, transactiedatum 28 december 2017, verkoopprijs € 172.000, restwaarde 56,73%;
- [adres 5] in Geleen, gezinsvervangend tehuis, archetype N3740000, bouwjaar 1980, transactiedatum 24 februari 2022, verkoopprijs € 777.777, restwaarde 40,40%.
De volgende tabel geldt ter onderbouwing van de waarde van belanghebbende:
Ter nadere onderbouwing van deze restwaarden heeft de heffingsambtenaar in hoger beroep gewezen op transacties van:
- [adres 3] in Simpelveld, verblijf voor verstandelijk gehandicapten, bouwjaar 1982, transactiedatum 28 december 2017, verkoopprijs € 172.000, restwaarde 56,73%;
- [adres 5] in Geleen, gezinsvervangend tehuis, bouwjaar 1980, transactiedatum 24 februari 2022, verkoopprijs € 777.777, restwaarde 40,40%.
3.Geschil en conclusies van partijen
4.Gronden
Inschatting van de restwaarde en levensduur bij een jaarlijkse waardebepalingBij de taxaties in het kader van de Wet WOZ, moeten de resterende levensduur en de restwaarde van een object bij iedere herwaardering worden ingeschat. Daarbij wordt allereerst naar de gemiddelde restwaarde en gebruiksduur van vergelijkbare objecten gekeken. Op basis van deze ervaringscijfers zijn de kengetallen in de taxatiewijzers opgesteld, die het uitgangpunt vormen voor de restwaarde en de resterende levensduur van het te taxeren object. Vervolgens moet worden beoordeeld of het te taxeren object afwijkt van de gemiddelde objecten die de basis hebben gevormd voor de kengetallen en of er andere omstandigheden zijn die er toe leiden dat de resterende levensduur of de restwaarde afwijkt van de kengetallen. Gezien het objectieve karakter van de WOZ-waarde, is in de verschillende taxatiewijzers per type object een inschatting gegeven van de beoogde gebruiksperiode en een inschatting van de restwaarde. Deze kengetallen zijn gebaseerd op objectieve, landelijke cijfers en vormen daarmee de basis voor de objectieve taxatie.’
De heffingsambtenaar dient verder aan belanghebbende het bij de rechtbank betaalde griffierecht van € 360 in zaak ROE 21/880 te vergoeden, omdat het beroep in die zaak alsnog gegrond wordt verklaard.
De kosten van de aanwezigheid van de taxateur op zitting heeft de rechtbank in die zaak bepaald op € 30 (exclusief btw).
Het bedrag van de vergoeding voor griffierecht en proceskosten dient op grond van het per 1 januari 2024 onmiddellijk in werking getreden artikel 30a, lid 4, van de Wet WOZ echter wel op een op naam van belanghebbende staande bankrekening te worden uitbetaald.
5.Beslissing
€ 1.816, onder verrekening van het reeds terugbetaalde bedrag aan griffierecht voor de beroepsfase in zaak ROE 21/881;
€ 10.537,80, onder verrekening van het reeds uitbetaalde bedrag aan proceskostenvergoeding voor de beroepsfase in zaak ROE 21/881.
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie
www.hogeraad.nl).