7.15.Het hof overweegt nu als volgt.
Om de deugdelijkheid van het marktonderzoek van [v.o.f.] en de uitgangspunten waarop dat berust te kunnen beoordelen, behoeft het hof nadere informatie van een ter zake deskundige. Meer in het bijzonder dient een deskundige in te gaan op de navolgende vragen:
1. Op basis van welke variabelen (als in 2016 kenbaar) dient in een marktonderzoek tot een omzetprognose gekomen te worden? Spelen daarbij meer in het bijzonder ook een rol:
a. de wervingskracht van de franchiseformule?
b. de historische omzetgegevens ter plekke?
c. de bezoekersstromen (looproutes)?
d. de persoon van de franchisenemer?
2. Zijn bij de quickscan en het daarop volgend marktonderzoek van [v.o.f.] ook alle relevante variabelen in acht genomen?
3. Op welke wijze wordt voor een (beoogde) vestiging als in dit geval aan de orde een bestedingsbedrag per inwoner vastgesteld?
4. Hoe komen de basisgegevens van het HBD, CBS, Locatus en Bedrijfschap Horeca en Catering met betrekking tot de fastfood-branche tot stand?
5. Tot welk van de acht verschillende sectoren, genoemd in het marktonderzoek van [v.o.f.] , en welk van de zeven sectoren, genoemd in de rapportage van Expertisecentrum Horeca van 16 april 2021 (verder: rapport Neuféglise), behoort een (beoogde) vestiging als die van [appellant] ?
6. Binnen welke marge viel in 2015/2016, bij inachtneming van de sectoren die daarvoor in acht moeten worden genomen (zie voornoemde vraag), het bestedingsbedrag per inwoner per jaar voor de (beoogde) vestiging? Graag hierbij een nader commentaar op het bestedingsbedrag per inwoner zoals aangehouden door [v.o.f.] (€ 3,25 per week, € 169,17 per jaar), door FA (€ 175,31 per jaar) door Neuféglise in zijn rapport (€ 74,=) en hun berekeningswijzen.
7. Hebben bijzondere omstandigheden, zoals de Belgische enclaves, een relevante invloed op een te verwachten omzet, enerzijds met het oog op te verwachten toeristen, anderzijds met het oog op concurrentie met Belgische ondernemers, en, zo ja, in welke mate? Hierbij dient uitgegaan te worden van de situatie als van toepassing in 2016.
8. Welke in 2016 kenbare factoren hebben een dempende werking op een omzetverwachting en welke daarvan zijn in het gegeven geval van toepassing?
9. Kan bij het opstellen van een marktonderzoek een berekening worden gemaakt van een bezoekersstroom op basis van objectieve empirische gegevens? Zo nee, op basis van welke factoren kan dan een inschatting worden gemaakt?
10. In hoeverre speelt een inschatting van een bezoekersstroom bij het opstellen van een omzetprognose een rol?
11. Geeft de specifieke locatie van de (beoogde) vestiging, voor zover de deskundige kan beoordelen, in redelijkheid aanleiding om een omzetverwachting te dempen (daarbij rekening houdend met de situatie als in 2016 van toepassing)? Zo ja, in welke mate? Kan de deskundige dit dan nader toelichten?
12. Zijn er bij de vaststelling van de omzetprognose in het marktonderzoek van [v.o.f.] ten onrechte factoren buiten beschouwing gelaten die omzetverlagend werken en, zo ja, had een redelijk vakbekwaam marktonderzoeker kunnen en/of moeten onderkennen dat die bij de vaststelling meegenomen hadden moeten worden?
13. Zijn er, bij bestudering van het dossier, en meer in het bijzonder het marktonderzoek van [v.o.f.] , het rapport van FA en het commentaar van Neuféglise, nog bevindingen die, met het oog op een door het hof te nemen beslissing over de kwaliteit van het marktonderzoek en daaraan ten grondslag liggende uitgangspunten, volgens de deskundige van belang zijn?