In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 25 oktober 2023 uitspraak gedaan in het hoger beroep van [belanghebbende] NV tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 10 mei 2022. De zaak betreft een naheffingsaanslag belasting van personenauto’s en motorrijwielen (Bpm) die door de inspecteur van de Belastingdienst was opgelegd. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen deze aanslag, maar de inspecteur verklaarde het bezwaar ongegrond. De rechtbank bevestigde deze beslissing, waarna belanghebbende hoger beroep instelde.
Het hof oordeelde dat het beroep op het vertrouwensbeginsel en het zorgvuldigheidsbeginsel niet slaagde. De inspecteur kon zich beroepen op interne compensatie, omdat de schade die door de belanghebbende was opgevoerd, niet correct was vastgesteld. Het hof concludeerde dat de krassen in de lak van de voorbumper meer dan normale gebruikssporen waren, maar dat de inspecteur ten onrechte een te hoog bedrag aan schade had meegenomen bij de naheffingsaanslag. Het hof oordeelde dat er te weinig Bpm was nageheven, en dat het beroep op interne compensatie slaagde.
Daarnaast oordeelde het hof dat de belanghebbende niet vrijstond om de historische nieuwprijs te wijzigen door uit te gaan van een hogere CO2-uitstoot. De berekening van de historische nieuwprijs moest gebaseerd zijn op dezelfde referentieauto, en de belanghebbende had ten onrechte afgeweken van de koerslijst die door de inspecteur was gehanteerd. Het hof bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond.