2.1.De rechtbank heeft de feiten als volgt vastgesteld.
“1. Eiseres is een autodealer. Eiseres heeft op 24 juli 2017 aangifte BPM gedaan ter zake van de registratie van een uit Duitsland ingevoerde personenauto merk Mercedes-Benz, type C-klasse 220 CDI (hierna: de auto). De auto heeft als datum eerste toelating 15 juni 2016.
2. In de aangifte is opgenomen dat voor de vermindering van de BPM wordt gekozen voor een waardebepaling op basis van de Koerslijst. Een van de andere opties is de waardebepaling op basis van een taxatierapport. Daarbij is vermeld:
“Alleen voor motorvoertuigen met meer dan normale gebruiksschade en voor motorrijtuigen die niet in koerslijsten voorkomen.”
3. Voorts is – voor zover thans van belang – opgenomen:
Historische nieuwprijs € 55.424
Inkoopwaarde € 30.719
Werkelijke afschrijving € 24.705
(…)
Werkelijk afschrijvingspercentage 44,57%
Bruto bpm € 6.514
Werkelijk afschrijvingspercentage 44,57%
Afschrijving
€ 2.904
Te betalen bpm € 3.610
Herrekende bruto bpm € 5.572.
De historische BPM van € 6.514 bestaat uit een brandstoftoeslag van € 3.630 en een CO2-toeslag van € 2.884, corresponderend met een uitstoot van 109 g/km.
4. De auto is op 25 september 2017 op naam gesteld.
5. Verweerder heeft eiseres bij brief van 7 november 2017 bericht dat hij het voornemen heeft ter zake van de auto’s een naheffingsaanslag BPM op te leggen. In deze brief is hieromtrent opgenomen:
“U bent bij het berekenen van de BPM uitgegaan van een CO2 uitstoot van 109 gr//km. Dit is lager dan de CO2 uitstoot van 117 gr/km die de RDW heeft bepaald. Hierdoor bent u meer BPM verschuldigd.”
6. In de uitspraak op bezwaar is onder meer het volgende opgenomen:
“De historische nieuwprijs is volgens uw berekening onjuist vastgesteld door de verhoging van de bruto BPM. Bij een bruto BPM op basis van 117 gr/km zou de consumentenprijs (historische nieuwprijs inclusief de fabrieksopties en belastingen) € 57.105 moeten bedragen. Op basis van deze consumentenprijs wordt een nieuwe berekening gemaakt waarbij de werkelijke afschrijving 46.21% bedraagt. De afschrijving bedroeg 44,57%. Het nieuwe herrekende bruto BPM bedraagt dan € 7.123.
(…)
U geeft aan dat belanghebbende recht heeft op een extra leeftijdskorting. (…) De extra leeftijdskorting bedraagt in dit geval 2,888% (was 35,22% en wordt 38,108%). Dit houdt in dat ik € 203 in mindering breng op het aspect van extra leeftijdskorting. Wanneer ik tevens uit ga van een hoger historische nieuwprijs zou de vermindering € 134 bedragen.”
7. In het verweerschrift heeft verweerder bericht dat bij de uitspraak op bezwaar de naheffingsaanslag is verminderd met € 203 in verband met de leeftijdskorting en dat het geschil in beroep uitsluitend betrekking heeft op de vraag of verweerder uitspraak op bezwaar had mogen doen zonder de gemachtigde te horen.
8. Ter zitting heeft de gemachtigde verklaard geen terugwijzing van de zaak te willen. De rechtbank heeft hem in de gelegenheid gesteld zijn eerst ter zitting mondeling aangevoerde punten alsnog schriftelijk in te brengen teneinde verweerder de gelegenheid te geven hierop te reageren.
9. Bij brief van 30 november 2018 heeft de gemachtigde aangevoerd dat de koerslijst op basis van een marge-auto een waarde geeft van € 29.237, de historisch nieuwprijs van de auto uitkomt op € 57.105, de toepassing van de leeftijdskorting op basis van voormelde waarden mee brengt dat de BPM moet worden berekend op € 4.009 en dat de naheffingsaanslag moet worden verminderd met € 399.
Als bijlage bij deze brief heeft de gemachtigde een verslag bijgevoegd van een taxatie van de auto op 29 november 2018, uitgevoerd door de gemachtigde, naar de datum 24 juli 2017.”