In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 6 september 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de WOZ-waarde van een onroerende zaak, een autobedrijf met showroom, werkplaats en opslag, gelegen op een bedrijventerrein. De heffingsambtenaar van de gemeente Eindhoven had de WOZ-waarde voor het jaar 2020 vastgesteld op € 3.982.000, gebaseerd op de huurwaardekapitalisatiemethode, de vergelijkingsmethode en het transactiecijfer van de onroerende zaak zelf. Belanghebbende, de eigenaar van de onroerende zaak, had bezwaar gemaakt tegen deze vaststelling en stelde dat de waarde te hoog was vastgesteld, met een verzoek om de waarde te verlagen naar € 3.500.000. Het hof oordeelde dat de heffingsambtenaar voldoende onderbouwing had gegeven voor de vastgestelde WOZ-waarde en verwierp het beroep op artikel 10:3, lid 3, van de Algemene wet bestuursrecht, evenals het beroep op een vormgebrek in de uitspraak van de rechtbank. Het hof concludeerde dat de heffingsambtenaar aannemelijk had gemaakt dat de WOZ-waarde niet te hoog was vastgesteld en bevestigde de uitspraak van de rechtbank.