In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 27 juni 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant van 30 oktober 2014. De belanghebbende, een bestuurder, was aansprakelijk gesteld voor loonbelastingschulden van een BV. De beschikking tot aansprakelijkstelling was ondertekend door een ambtenaar van de Belastingdienst, maar de belanghebbende stelde dat dezelfde ambtenaar ook betrokken was bij de behandeling van het bezwaar tegen deze beschikking. Dit zou in strijd zijn met artikel 10:3, lid 3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), dat vereist dat de heroverweging van een bezwaarschrift door een andere persoon moet worden gedaan dan degene die het primaire besluit heeft genomen.
Het Hof oordeelde dat de betrokkenheid van de ambtenaar bij zowel de beschikking als de uitspraak op bezwaar in strijd was met de Awb. Het Hof vernietigde de uitspraak van de Rechtbank, verklaarde het beroep gegrond en droeg de Ontvanger op om het bezwaar opnieuw te behandelen. Tevens werd de Ontvanger veroordeeld tot vergoeding van griffierecht en proceskosten aan de belanghebbende. Het Hof benadrukte het belang van zorgvuldigheid in de heroverweging van bezwaarschriften en de noodzaak om belangenconflicten te vermijden.
De uitspraak van het Hof heeft implicaties voor de manier waarop de Belastingdienst omgaat met aansprakelijkstellingen en de behandeling van bezwaarschriften, en onderstreept de noodzaak voor een duidelijke scheiding van verantwoordelijkheden binnen de organisatie.