In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 5 juli 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de niet-ontvankelijkheid van bezwaren van belanghebbende tegen de afwijzing van verzoeken om ambtshalve vermindering van aanslagen inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor de jaren 2005, 2011, 2013 en 2017. De rechtbank Zeeland-West-Brabant had eerder de bezwaren van belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding. Belanghebbende had zijn bezwaarschrift meer dan een week na afloop van de termijn ingediend, wat volgens de wet leidt tot niet-ontvankelijkheid, tenzij de termijnoverschrijding verschoonbaar is. Het hof oordeelde dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar was, ook al was het bezwaarschrift per aangetekende post verzonden vanuit het buitenland. Het hof bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. Belanghebbende had ook verzocht om een immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn, maar dit verzoek werd eveneens afgewezen. De uitspraak van het hof bevestigt de strikte toepassing van de termijnen in belastingzaken en de noodzaak voor belastingplichtigen om tijdig bezwaar te maken.