In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 10 september 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over verzoeken om ambtshalve vermindering van navorderingsaanslagen inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor de jaren 2009, 2010 en 2011. De belanghebbende had verzocht om ambtshalve vermindering van de navorderingsaanslagen, maar de inspecteur van de Belastingdienst had deze verzoeken afgewezen. De belanghebbende maakte bezwaar tegen deze afwijzingen, maar de inspecteur verklaarde het bezwaar niet-ontvankelijk voor het jaar 2009 en ongegrond voor de jaren 2010 en 2011. De rechtbank Zeeland-West-Brabant verklaarde het beroep van de belanghebbende ongegrond voor 2009 en gegrond voor 2010 en 2011, maar verklaarde het bezwaar voor 2010 en 2011 niet-ontvankelijk wegens termijnoverschrijding.
In hoger beroep heeft het hof de vragen behandeld of bezwaar mogelijk was tegen de afwijzing van het verzoek om ambtshalve vermindering van de navorderingsaanslag voor 2009, of de belanghebbende tijdig bezwaar had gemaakt tegen de afwijzing van de verzoeken voor 2010 en 2011, en of de belanghebbende recht had op ambtshalve vermindering van de navorderingsaanslagen. Het hof concludeerde dat bezwaar tegen de afwijzing van het verzoek voor 2009 niet mogelijk was, dat het bezwaar voor 2010 en 2011 te laat was ingediend, en dat het hof daarom niet toekwam aan een inhoudelijke beoordeling van de verzoeken om ambtshalve vermindering. Het hoger beroep werd ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank werd bevestigd.