In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 9 november 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ontvankelijkheid van een beroep tegen een naheffingsaanslag parkeerbelasting. De belanghebbende, wonend in België, had bezwaar gemaakt tegen de naheffingsaanslag die door de heffingsambtenaar van de gemeente 's-Hertogenbosch was opgelegd. De uitspraak op bezwaar was gedateerd op 14 mei 2020 en per post aan de belanghebbende verzonden. De rechtbank had het beroep van de belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard, omdat het beroepschrift te laat was ingediend. De belanghebbende stelde echter dat hij pas kort voor het indienen van het beroepschrift de uitspraak op bezwaar had ontvangen.
Tijdens de zitting op 27 oktober 2022 heeft de belanghebbende zijn standpunt toegelicht en een pleitnota overgelegd. Het hof heeft de overgelegde stukken van de heffingsambtenaar beoordeeld, maar kon niet vaststellen dat de uitspraak op bezwaar tijdig was verzonden. Het hof heeft geoordeeld dat de heffingsambtenaar niet voldoende bewijs heeft geleverd dat de uitspraak op bezwaar op 14 mei 2020 aan de belanghebbende is verzonden. Hierdoor heeft het hof de belanghebbende het voordeel van de twijfel gegeven en aangenomen dat de uitspraak op bezwaar kort voor het indienen van het beroepschrift is ontvangen.
Het hof heeft het beroep ontvankelijk verklaard en de zaak terugverwezen naar de rechtbank voor een inhoudelijke behandeling van het beroep tegen de naheffingsaanslag. Tevens is bepaald dat de heffingsambtenaar het griffierecht van € 134 aan de belanghebbende moet vergoeden, omdat de uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd. De beslissing is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om in cassatie te gaan.