ECLI:NL:GHSHE:2021:980
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake afwijzing dwangregeling ex artikel 287a Faillissementswet
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de afwijzing van een verzoek tot een dwangregeling op basis van artikel 287a van de Faillissementswet. Appellanten, [appellant] en [appellante], hebben in eerste aanleg een verzoek ingediend om ABN AMRO Bank N.V. te dwingen in te stemmen met een aangeboden schuldregeling. De rechtbank Oost-Brabant heeft dit verzoek op 24 december 2020 afgewezen, omdat ABN AMRO in redelijkheid kon weigeren in te stemmen met de regeling. Appellanten zijn het niet eens met deze beslissing en hebben hoger beroep ingesteld.
Tijdens de mondelinge behandeling op 24 maart 2021 zijn appellanten gehoord, terwijl ABN AMRO niet ter zitting verscheen. Het hof heeft de stukken van de eerste aanleg en aanvullende documenten van appellanten in overweging genomen. Appellanten hebben vijf grieven aangevoerd, waaronder dat de rechtbank het verweerschrift van ABN AMRO ten onrechte heeft betrokken en dat er bijzondere omstandigheden zijn die maken dat ABN AMRO niet in redelijkheid kon weigeren.
Het hof overweegt dat het verzoek om een dwangregeling alleen kan worden toegewezen als de schuldeiser in redelijkheid niet kan weigeren. Het hof concludeert dat het schikkingsvoorstel van appellanten onduidelijk is en dat er onvoldoende onderbouwing is voor de stelling dat het aanbod het uiterste is waartoe zij financieel in staat zijn. De grieven van appellanten falen, en het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank.