In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 12 april 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over de afwijzing van een dwangakkoord door de rechtbank Limburg. De appellante, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. A. van den Eshoff, had verzocht om het vonnis van de rechtbank te vernietigen en haar verzoek tot een dwangakkoord ex artikel 287a Faillissementswet toe te wijzen. De geïntimeerde, DUO Dienst Uitvoering Onderwijs, vertegenwoordigd door mr. L.E. Ettema, verzocht het hof het vonnis te bekrachtigen. Tijdens de mondelinge behandeling op 28 maart 2018 zijn verschillende partijen gehoord, waaronder de beschermingsbewindvoerders van de appellante.
De rechtbank had het verzoek van de appellante afgewezen, omdat zij niet was verschenen en er twijfels bestonden over de haalbaarheid van het aanbod. De appellante stelde dat DUO onterecht weigerde in te stemmen met haar schuldregeling, terwijl andere schuldeisers wel akkoord waren gegaan. Het hof oordeelde dat het aanbod van de appellante niet het maximale was waartoe zij financieel in staat was, mede gezien haar jonge leeftijd en de mogelijkheid om in de toekomst een betaalde baan te vinden. Het hof concludeerde dat DUO in redelijkheid kon weigeren in te stemmen met het aangeboden akkoord, en bekrachtigde het vonnis van de rechtbank.
Het hof benadrukte dat de belangen van de schuldeisers en de schuldenaar zorgvuldig moeten worden afgewogen, en dat een schuldeiser in beginsel recht heeft op volledige voldoening van zijn vordering. De uitspraak van het hof bevestigt de noodzaak voor schuldenaren om realistische en goed onderbouwde voorstellen te doen in het kader van schuldregelingen.