Uitspraak
1.[B.V.] B.V.,statutair gevestigd te [vestigingsplaats] ,
1.Het faillissementsgeding
2.Het onderhavige geding
3.De beoordeling
tenzij de aard van de beschikking zich daartegen verzet’. Naar het oordeel van het hof verzet de aard van een beslissing op een verzoek tot faillietverklaring zich tegen herroeping, op grond van het volgende.
‘Die uitspraak heeft immers een zo ingrijpende werking tegen iedereen dat zij niet later nog eens op losse schroeven mag worden gezet’ en art 390, aant. 2:
‘Een beslissing op een verzoek tot faillietverklaring – een procedure die eindigt met een vonnis in plaats van met een beschikking maar overigens heeft te gelden als een verzoek(schrift)procedure hoewel niet vallend onder de algemene regeling van de derde titel van het eerste boek – is op grond van de strekking van de regeling van de faillissementswet niet voor herroeping vatbaar.’;
‘Ook tegen een beslissing op een verzoek tot faillietverklaring staat het rechtsmiddel van herroeping niet open (HR 9 december 1983, NJ 1984/384 (Zuijderwijk/NMB) en HR 1 oktober 2004, JOL 2004/497)’;
Uitgesloten van het rechtsmiddel zijn uitspraken in faillissementszaken (HR 9 december 1983, NJ 1984, 384 en HR 1 oktober 2004, ECLI:NL:HR:2004:AQ8179’ en art. 390 Rv, Commentaar 1: ‘
Ook een beslissing op een verzoek tot faillietverklaring kan niet worden herroepen, zie HR 9 december 1983, NJ 1984, 384; HR 1 oktober 2004, ECLI:NL:HR:2004:AQ8179’.