Uitspraak
wonende te [woonplaats],
gevestigd te Goes,
2.Uitgangspunten en feiten
In het kort geding vorderde het ziekenhuis in reconventie onder meer afschriften van dan wel inzage in diverse stukken betreffende inkomsten van de werknemer uit arbeid of bedrijf waarbij hij betrokken is. Die vordering is bij arbitraal vonnis in kort geding afgewezen.
In de bodemprocedure vorderde het ziekenhuis kort gezegd ontbinding van de afvloeiingsregeling, althans zodanige wijziging daarvan dat aan de werknemer vanaf september 2009 geen wachtgeld meer toekomt, en terugbetaling van over de jaren 2009, 2010 en 2011 uitgekeerd wachtgeld met rente. Die vordering is bij arbitraal bodemvonnis grotendeels afgewezen.
Het hof gaat er veronderstellenderwijs vanuit dat het ziekenhuis in ieder geval vanaf 29 augustus 2012 (de mondelinge behandeling in de arbitrale bodemprocedure) wist dat het OM en de FIOD onderzoek deden naar onder meer mogelijk bedrog/valsheid in geschrifte door de werknemer in de arbitrale kortgedingprocedure. Het enkele feit dat strafrechtelijk onderzoek werd gedaan naar mogelijk door de werknemer gepleegd bedrog en valsheid in geschrifte, bracht nog niet mee dat het ziekenhuis ervan moest uitgaan dat het OM en de FIOD over voldoende bewijs beschikten. Het stond het ziekenhuis in de omstandigheden van het geval dus vrij om te wachten met het (herhaalde) verzoek om toezending van het strafdossier tot het moment dat het ziekenhuis ervan op de hoogte raakte dat het OM de werknemer voor de rechter daagde (nu hieruit blijkt dat het OM in ieder geval zelf meende over voldoende bewijs te beschikken), en om vervolgens aan de hand van het toegezonden strafdossier zelf te beoordelen of voldoende bewijs aanwezig was voor een herroepingsprocedure.
Uit de publicaties in de media begin mei 2017 heeft het ziekenhuis kunnen vernemen dat het OM de werknemer voor de rechter had gedaagd voor onder meer het bedrog en de valsheid in geschrifte, maar het strafdossier is het ziekenhuis (onbetwist) pas toegestuurd op 19 juni 2017. Nu het ziekenhuis pas na bestudering door haarzelf van het strafdossier bekend was met het bedrog en de valsheid in geschrifte en de bescheiden in handen heeft gekregen waaruit bleek dat de werknemer de UBO van Actus Holding Ltd was, heeft zij de herroepingsvorderingen met het uitbrengen van de inleidende dagvaarding op 4 september 2017 en het introduceren van de zaak bij het hof op 12 september 2017 tijdig aangebracht, aldus nog steeds het hof. (rov. 4.5)
3.Beoordeling van het middel
Bij een dergelijke vordering kan de driemaandentermijn van art. 1068 lid 2 Rv voor elke grond beginnen op hetzelfde moment of juist op uiteenlopende momenten, al naar gelang de omstandigheden van het geval.
Het hiervoor in 2.2.2 weergegeven oordeel van het hof komt erop neer dat het moment waarop het ziekenhuis met het bedrog en de valsheid in geschrifte bekend is geworden, in dit geval samenvalt met het moment waarop het ziekenhuis het strafdossier in handen heeft gekregen. Dat oordeel geeft geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting. Het is ook niet onbegrijpelijk. Het hof was niet gehouden tot een nadere motivering. Hierop stuiten de klachten van de onderdelen af.
4.Beslissing
28 mei 2021.