ECLI:NL:HR:2021:301
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep in cassatie wegens niet digitale indiening
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 26 februari 2021 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van [X] te [Z] tegen de Staatssecretaris van Financiën. Het beroep in cassatie was ingesteld tegen een uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 10 september 2020, waarin het hoger beroep van belanghebbende tegen eerdere uitspraken van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant werd behandeld. De zaak betrof een verzoek om ambtshalve vermindering van navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen over de jaren 2009, 2010 en 2011.
De Hoge Raad heeft vastgesteld dat het cassatieberoep niet ontvankelijk is, omdat het beroepschrift niet digitaal was ingediend, terwijl dit wel verplicht was volgens de regelgeving die van toepassing was op de datum van de uitspraak van het Gerechtshof. De indiener van het beroepschrift, een beroepsmatig optredende rechtsbijstandverlener, had het beroepschrift op 23 oktober 2020 ingediend, maar had geen gevolg gegeven aan een verzoek van de griffier om het beroepschrift alsnog digitaal in te dienen. Hierdoor kon de Hoge Raad niet anders dan het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaren.
De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. Dit arrest is openbaar uitgesproken en ondertekend door de voorzitter en de raadsheren, met de waarnemend griffier aanwezig.