Uitspraak
[X] N.V.statutair gevestigd te
[Z], Nederlandse Antillen, tegen de uitspraak van het
Gerechtshof te 's-Gravenhagevan 7 februari 1990 betreffende na te melden navorderingsaanslag in de vennootschapsbelasting.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om de navorderingsaanslag in de vennootschapsbelasting opgelegd aan [X] N.V. over het jaar 1980. De Hoge Raad behandelt het cassatieberoep van [X] N.V. tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage, die de navorderingsaanslag had verminderd maar de verhoging van de belasting had bevestigd. De belanghebbende, [X] N.V., is een naamloze vennootschap opgericht naar het recht van de Nederlandse Antillen, die in Nederland een fiscale eenheid vormt met [A] B.V. en haar dochtermaatschappijen. De Hoge Raad onderzoekt of [X] N.V. als binnenlands belastingplichtige kan worden aangemerkt, en of de verhoging van de belasting terecht is opgelegd. Het Hof had geoordeeld dat de werkelijke leiding van [X] N.V. in Nederland lag, en dat de belanghebbende onvoldoende bewijs had geleverd om dit vermoeden te ontzenuwen. De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van het Hof, oordelend dat de verhoging ten onrechte is opgelegd, omdat [X] N.V. niet lichtvaardig heeft gehandeld in haar fiscale positie. De Hoge Raad vermindert de navorderingsaanslag tot een belastbaar bedrag zonder verhoging en gelast vergoeding van het griffierecht aan de belanghebbende.