In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarin de heffingsambtenaar een aanslag forensenbelasting voor het jaar 2017 heeft opgelegd. Belanghebbende, eigenaar van twee gemeubileerde vakantiewoningen in de gemeente Veere, heeft bezwaar gemaakt tegen deze aanslag, maar de heffingsambtenaar heeft het bezwaar ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het beroep van belanghebbende tegen deze beslissing eveneens ongegrond verklaard. In hoger beroep stelt belanghebbende dat de aanslag ten onrechte is opgelegd, omdat hij de woningen niet meer dan negentig dagen voor eigen gebruik beschikbaar heeft gehouden. Het hof heeft vastgesteld dat de verhuurbemiddelingsovereenkomst niet uitsluit dat belanghebbende de woningen voor eigen gebruik kan aanhouden. Het hof concludeert dat belanghebbende de woningen in 2017 meer dan negentig dagen voor zichzelf beschikbaar heeft gehouden, en dat de aanslag derhalve terecht is opgelegd. Het hoger beroep wordt ongegrond verklaard, en de uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. Het hof ziet geen aanleiding om het griffierecht te vergoeden en oordeelt dat er geen redenen zijn voor een veroordeling in de proceskosten.